dinsdag 27 juli 2004

STOPPEN MET ROKEN

Ik rook niet. Ik heb ook nooit gerookt. Toch ben ik geen felle antiroker. Ik had bijvoorbeeld wel eens vriendinnetjes die rookten. Ik vond dat niet echt amusant, maar ik prikte er gewoon doorheen. Ik stoorde me er niet aan. Ik heb zo nu en dan vrienden die roken. Ik kan dat hebben. Ik ben niet degene die in een horecagelegenheid mensen het Boze Oog geeft als ze in ene een sigaret opsteken. Ik ben soms verbazingwekkend tolerant, moeten jullie weten.

Nee, ik heb geen hekel aan mensen die roken. Sterker: sommige van mijn beste ouders zijn rokers. Hoewel, wacht even, dat zijn ze niet meer. Sinds kort. Ze zijn oud-rokers. Ex-rokers. Ze roken niet langer. Dat komt door de Wondermethode die mijn moeder onlangs ontdekte. Ik moet er even bij zeggen dat mijn moeder al pak 'em beet 37 jaar aan het roken was. Zij deed dat dus al lang voordat ik haar leerde kennen. Dan kun je er moeilijk bezwaar tegen maken. Ik herinner me wel een eerdere stoppoging van mijn ouders. En een tweede. En een derde. En nu ja, nog wat pogingen daarna. Ik juich zulke stoppogingen altijd toe. Hoe je het ook wendt of keert, als mijn ouders niet per se een langzame, pijnlijke dood dienen te sterven, nee, dan liever niet.

Gelukkig is er nu dus de Wondermethode. De Wondermethode werkt volgens mijn moeder zó goed dat ze zelfs míj eraan wil onderwerpen. Terwijl ik dus nooit heb gerookt. Nu vraag ik je.

Vorige week belde ik mijn moeder en informeerde ik eens naar die methode. En zij sprak: 'Het is een Wondermethode. Ik ben nu een ex-roker. Ik rook niet meer.' En toen was ik even heel trots. Ik was zelfs zó trots dat ik haar nu amper nog durf te bellen. Stel dat ze nu tóch weer is gaan roken. Wat dan? Zou dat niet heel, heel erg zijn?

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten