zondag 26 december 2004

15 JAAR LATER

Al dat schrijven heb ik vermoedelijk van mijn vader, dat mag hier best wel eens gezegd worden. Mijn vader was al op jonge leeftijd voorzitter van een Nederlandse Elvis Presley-fanclub. Vanaf die jaren was hij een boekjesmaker. Hij schreef later bijvoorbeeld een reeks boekjes waarin Elvis’ leven van dag tot dag werd gevolgd. En op den duur leek hij zelfs fanclubs op te richten om maar boekjes te kunnen maken, zoals de Nederlandse John Travolta-fanclub, de eerste Drukwerk-fanclub en ten slotte de fanclub voor een obscuur Amsterdams coverbandje (met bijpassende obscure spelfout in de naam), Pink Pettycoat. Dat bandje blijkt nog steeds te bestaan, en op hun website is de enige mij bekende internetverwijzing naar mijn vader te vinden.

Midden jaren tachtig vertelde hij me dat hij aan een boek was begonnen. Dat moest een roman worden, neem ik aan. Voorzover ik weet heeft hij dat plan algauw weer aan de kant gezet. Toen zijn huis werd leeggehaald, na Kerstmis 1989, is er niets van aangetroffen.

Begin 1988 belde hij me op met de vraag waarom ik eigenlijk geen boekjes maakte. Daar keek ik een beetje van op. Ik was elf jaar, moet je weten. In die jaren was ik nogal obsessief bezig met films. In de praktijk kwam dat neer op heel veel films kijken, veel boeken bestuderen (naslagwerken waren favoriet), en vooral veel lijstjes maken. Nu ja, daar kon je net zo goed zelf boekjes van maken, vond mijn vader. Als ik elke maand zorgde voor nieuwe kopij en illustraties, bracht hij die naar een Amsterdamse drukker en dan maakte hij er boekjes van. We noemden het blad Hollywood en gedurende twee jaar verscheen er elke maand een nieuw nummer, in een oplage van tien exemplaren, die ik vervolgens voor 1 gulden per stuk doorverkocht aan familieleden. Die kopij van mij kwam overigens voornamelijk neer op het in mijn eigen woorden navertellen van wat anderen al hadden geschreven, eindeloze opsommingen en – zo vermoed ik – veel uitroeptekens. Maar wat wil je, ik was elf.

Ik kreeg wekelijks enveloppen vol met illustratiemateriaal toegestuurd van mijn vader (hij woonde al jaren niet meer bij ons). De bergen filmsterrenfoto’s stapelden zich op in mijn kamer. Hij nam filmklassiekers en Oscar-uitreikingen voor me op, die we samen bekeken als ik bij hem thuis was. We waren beiden opgelucht toen ik twaalf werd en we niet langer veroordeeld waren tot de Alle Leeftijden-films in de bioscoop.

Ik herinner me hoe de stapel papier terugkwam van de drukker en ik de blaadjes op zijn vloerbedekking gezeten tot A5-formaat vouwde en er nietjes doorheen sloeg. Ik herinner me de grote rammelende typemachine waarop ik alles schreef: een cadeau dat ik kreeg toen ik eindelijk mijn zwemdiploma haalde. Ik herinner me de vele bezoeken aan filmboekenwinkels, waar we samen uren op zoek waren naar nieuwe aanwinsten voor mijn verzameling.

En ik herinner me Kerstmis 1989.

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten