maandag 21 maart 2005

EN JULLIE DACHTEN NOG WEL DAT IK NIETS MEER ZOU SCHRIJVEN

Iemand mailde me vanmiddag iets als: het is maar goed dat je hebt gemeld dat je niet zoveel meer schrijft op je site. Nu hoef ik niet meer twee keer per dag te kijken of er al iets nieuws staat. Ik zal mijn bezoekfrequentie aanpassen.

Ja, lekker dan. Mij viel het juist op dat die zwijgzaamheid meer bezoekers opleverde. Die plotse stilte zorgde ervoor dat de junkies onder jullie meerdere keren per dag hierheen kwamen, de ogen uit de kassen puilend en maar 1 ding in jullie hoofd: zou er dan eindelijk een nieuw stukkie staan? Leer mij jullie kennen.

Veel heb ik nog altijd niet te schrijven, maar vandaag schoten me weer de woorden te binnen die een ex-vriendin vorige week tegen me zei: 'De lente is mijn favoriete seizoen!' Ja, dacht ik, zo is het ook nog eens. Vroeger, als kind, dacht ik altijd dat er niets boven de winter ging. Ik maakte de optelsom: sinterklaas + kerst + verjaardag + oud en nieuw + sneeuw + in een luie stoel tv kijken met je voeten tegen de centrale verwarming aan + banket- en chocoladeletters + warme chocolademelk, en daar kon feitelijk niets tegenop. Inmiddels ben ik 28 en zeg ik: de winter deugt niet. De winter is een nukkige, nare, oude man die altijd langer blijft rondhangen dan je wilt. Je zou hem met liefde de deur uit trappen, maar je krijgt hem niet weg. Nu ja, zoiets dus. En de lente is dan een huppelend, zingend, kortgerokt meisje. Ik wil maar zeggen: ja, de lente is ook mijn favoriete seizoen. Zolang ze me maar niet de hele tijd uitdaagt met dat 'pak me dan als je kan'-airtje van d'r. Ik tors nog altijd elke dag die topzware winterjas van me mee omdat ik 's ochtends niet kan inschatten of de lente zich zal vertonen. (Met die winterjas kun je gerust iemand knock-out slaan, om je een idee te geven.)

De mannen met wie ik elke dag in de stadsbus zit, hebben zich afgelopen weekend allemaal een lentekapsel laten aanmeten. Ik ook. Ik wil ze wel toeknikken ('Hé, jij ook een lekker fris lentekapsel?'), maar wij, de mannen in de bus, zeggen elkaar nooit gedag. Voor je het weet moet je elkaar elke dag groeten. O, de wetten van het forensenleven.

Wie klaarblijkelijk nog niet aan de lente toe zijn, zijn de kollen die me tegemoet lopen op mijn route tussen de bushalte en mijn flat. Vrijwel elke avond komen ze op me af geschuifeld, met hun twee reusachtige honden, die weliswaar aangelijnd zitten, maar aangezien die lijnen meterslang zijn, is het elke dag een hele toer om ze te passeren. De ene kol is heel duidelijk de baas. Zij loopt met haar armen over elkaar uit te stralen dat de stoep van hen is: ik loop hier met die andere vrouw en onze twee honden, jij kiest maar een ander pad. De andere kol loopt heel de tijd met een schuwe 'Ik verdien een flink pak slaag, maar kunnen we het niet uitstellen tot morgen?'-blik in haar ogen. Ikzelve, ik stap voort zoals alleen ik dat kan. Ik negeer de heksen en die sneue beesten van ze. Mij maken ze niet bang.

Het is immers lente, nietwaar.

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten