zaterdag 17 mei 2008

WILLEM BRAKMAN (1922-2008)

Eens zei mijn moeder me: ‘Waarom stuur je die schrijver niet een brief om hem te vertellen dat je zijn boeken mooi vindt? Voor je het weet is zo’n man er niet meer, en dan heb je er misschien spijt van.’ Toen ze dat zei, was Willem Brakman al 75 jaar, en ik dacht: er zit iets in, de tijd dringt, en wie weet schrijft hij terug. Ik had op dat moment net een stuk over Heer op kamer geschreven voor mijn studie, een van zijn toegankelijker boeken, en ik denk dat mijn brief onder meer over die novelle ging, maar zeker weet ik het niet, want het is alweer enige tijd geleden. Ik stuurde de brief naar zijn uitgever, en twee of drie dagen later al was er een antwoord uit Boekelo. Zijn brieven bleken soms even ondoorgrondelijk als zijn boeken, al lag dat ook aan het doktershandschrift, waaraan ik moest wennen.

‘Brakman ga je alleen lezen omdat het moet voor je studie Nederlands,’ zei iemand me vorige week, en zo is het. Voor mij begon het met Een weekend in Oostende en Het zwart uit de mond van Madame Bovary, twee verplichte boeken tijdens mijn eerste studiejaren, en ik ben de universiteit nog altijd dankbaar voor die kennismaking, want nee, anders was het er misschien nooit van gekomen. Later werd ik gegrepen door Kind in de buurt, Interieur, De graaf van Den Haag en vooral Heer op kamer, dat ik in 1999 opnieuw als onderwerp koos toen ik mijn afstudeerscriptie schreef. Intussen correspondeerde ik zo nu en dan met de auteur, en eens ontving ik een kerstkaart van hem met de woorden ‘Alles is tekst’ - een opmerkelijke kerstboodschap misschien, maar wel een die ik me nu nog steeds herinner.

Het bericht dat hij was overleden - op mijn moeders verjaardag, dat ook nog eens - kwam geheel onverwacht. Enkele dagen daarvoor nog vroeg ik me op deze site af ‘waar de nieuwe Brakman eigenlijk bleef’. De correspondentie was al jaren geleden ten einde gekomen, en ik bleef zijn nieuwe boeken wel kopen, maar hield het lezen ervan steeds minder bij. Toch schrok ik erg van zijn overlijden. In alle in memoriams werd vermeld dat hij amper werd gelezen en dat zijn boeken zelden werden herdrukt. Alsof de man onleesbaar was. Tsk. Zo was het natuurlijk niet. Zijn proza was prachtig en volstrekt uniek; niemand schrijft zulke zinnen. Ook de plotwendingen in zijn romans waren onnavolgbaar, vooral omdat je ze nooit zag aankomen; vaak bladerde ik even terug omdat ik dacht iets te hebben gemist, maar nee hoor, ik had niets gemist. Het stond er gewoon niet in. ‘Treiterproza’ noemde een collega Brakmans werk eens. Vriend Niels verzuchtte tijdens een bespreking van De koning is dood in het tijdschrift Nymph: ‘Bij het lezen kreeg ik gewoon het idee dat er bladzijden waren weggevallen!’ Brakman zelf schreef in zijn essaybundel De jojo van de lezer: ‘Waar u mij verstaat, moet sprake zijn van een misverstand.’

Over misverstanden gesproken: niet alleen werd zijn werk in enkele artikelen die onlangs in diverse kranten over hem verschenen, gekwalificeerd als volstrekt ontoegankelijk, ook vermeldde Teletekst dat een van zijn bekendste werken Portret van een dame was (een boek dat hij nooit schreef; wel is het een van Henry James’ bekendste romans), en vermeldde NRC Handelsblad dat De vadermoorders niet in 1989, maar al in 1982 verscheen. Och och. Intussen koester ik de meer dan vijftig boeken die ik van hem in mijn kast heb staan, en het besef dat ik nog zeker de helft ervan niet heb gelezen; nog zo veel moois te ontdekken! Ja, ik mis Willem Brakman nu al.

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten