Ik ben verhuisd en alles is nog even wennen. Zo blijken de handigste stadsbussen niet de toegankelijkste: de bushaltes bevinden zich achter het deel van de wijk dat nog in aanbouw is (en dus hermetisch afgesloten). De bus die ik wél kan bereiken bevindt zich vlak langs zo'n weg waar auto's elkaar graag even inhalen terwijl het eigenlijk niet gaat. En die bus gaat maar eens per uur. En die bus heeft geen halte aan de overkant, zodat ik 's avonds heel ergens anders beland dan waar ik 's ochtends instapte. En die bus, die hoef ik dus niet.
Mijn fiets, die al zeker een jaar stond weg te rotten in onze flat, is meeverhuisd. Kwam die even goed van pas! Eergisteren bracht ik hem naar de fietsenmaker in het pittoreske dorpje Den Hoorn. Die weg waar ik jullie net over vertelde, die scheidt Delft van Den Hoorn. Er zit ook water tussen. Het is kortom: onze wijk --> weg met dolle auto's --> water --> Den Hoorn. Dus als ik schrijf dat ik die fiets van me helemaal naar Den Hoorn moest slepen, denk dan maar niet dat ik lang onderweg was. Ik loop simpelweg een eindje langs die drukke weg, ik steek dat water over (er is daar een brug), ik word even 50 jaar terug de tijd in geslingerd, en ik bevind me in Den Hoorn.
Bij de fietsenmaker werd meteen een dossier aangemaakt met mijn naam en adres en al erin. Het wekte een grondige indruk. En een wat aandoenlijke indruk, dat ook. 'Schmitz. Dat is S-C-H-M-I-T-Z,' spelde ik. De vrouw typte het keurig in, maar in een volgend scherm heette ik plots Smitz. Ik voelde al een driftbui aankomen (god, die hittegolf!), maar ik bleef uiterst kalm en zei haar: 'Ha, eigenlijk is het met S-C-H aan het begin, maar wie weet maakt dat hier wel helemaal niet uit.' Ze gaf geen kik. Ze gaf geen krimp, ik zeg het je. Ze vroeg gewoon nog wat gegevens voor haar dossier. Zo wilde ze weten van wat voor merk mijn fiets was. Daar vroeg ze me wat. Ik liep even met haar naar buiten, waar mijn fiets een beetje comateus op zijn standaard leunde, en ze sprak: 'Aha. Geen merk. Lekker makkelijk.' Ik zag haar het invoeren in de grote computer: 'geen merk'. 'En het is dus een damesfiets?' vroeg ze enigszins meewarig.
Meneer Smitz uit de grote stad aan de overkant rijdt op een merkloze damesfiets die zojuist een servicebeurt heeft doorstaan. Ach wat. Er zijn mensen die niet eens geloven dat ik kan fietsen.
V.
OMDAT ALLEEN TEKST OOK HEEL STOER IS
Literatuur, Film, Muziek en Andere Fijne Zaken
donderdag 27 juli 2006
dinsdag 25 juli 2006
AAN HET WERK
Zo zat ik te schrijven vandaag, slechts enkele dagen nadat ik 29 was geworden, en toen ik even op het balkon had gestaan om te kijken wat het belachelijk hoge gegil was dat ik had gehoord, snel weer de koele kilte van de airco in de woonkamer had opgezocht, merkte ik dat ik ‘vast’ zat.
Ik zat vast in een scène die er mocht zijn, zonder valse bescheidenheid, maar ik zocht naar een handeling die dat bepaalde personage uit die doodenge hotelkamer moest halen, maar het enige dat ik kon bedenken was om hem te laten kijken naar een fictieve film die twee jaar geleden in Cannes de juryprijs had gewonnen. De film ging over een man op leeftijd, een jaar of veertig, vijftig (het soort levensfase waarin het eigenlijk niet zoveel uitmaakt hoe oud je bent, want je leven was, als je er heel basaal naar keek, alleen maar een herhaling van zetten, niets was meer oorspronkelijk, alles was al gedaan, er bestond geen enkele emotie, ervaring of gebeurtenis die je niet ergens eerder had meegemaakt, en als dat wel het geval was, dan had je erover gelezen, een vriend was het overkomen, miljoenen anderen hadden de link via e-mail ontvangen, je leven, kortom, was een eindeloze opeenstapeling van bekendheid dat zich pas de kop in zou laten drukken op het moment dat het allemaal voorbij zou zijn), die, nadat hij zijn miljardenbedrijf had verkocht, besloten had zich in te zetten voor de bescherming van tropische planten, en daarna ging dat personage ook nog eens slapen, de gek, dus ja, wat moest ik nu dan doen?
Ik keek wat sites na, checkte mijn mail, kreeg een sms van een vriend die me vertelde dat hij ‘op de meest toeristische plaats ter wereld’ was, deed een vreemdsoortige dansje, trok een nieuw t-shirt aan, trok die weer uit, trok een nieuw heel stoer zomerhemdje aan, waarin goed te zien was dat ik al belachelijk bruin aan het worden was, trok die ook weer uit, maakte een broodje, toen ik maar, van lieverlee, dat ouwe kreng van mijn debuut weer eens ter hand nam. En daar las ik een zin die me vol goede moed deed terugkeren naar het schrijfbureau. En ik dacht: Als je hier geen mooi onsamenhangend, narcistisch stukkie van kan maken voor op je site, dan weet ik het ook niet meer.
N.
Ik zat vast in een scène die er mocht zijn, zonder valse bescheidenheid, maar ik zocht naar een handeling die dat bepaalde personage uit die doodenge hotelkamer moest halen, maar het enige dat ik kon bedenken was om hem te laten kijken naar een fictieve film die twee jaar geleden in Cannes de juryprijs had gewonnen. De film ging over een man op leeftijd, een jaar of veertig, vijftig (het soort levensfase waarin het eigenlijk niet zoveel uitmaakt hoe oud je bent, want je leven was, als je er heel basaal naar keek, alleen maar een herhaling van zetten, niets was meer oorspronkelijk, alles was al gedaan, er bestond geen enkele emotie, ervaring of gebeurtenis die je niet ergens eerder had meegemaakt, en als dat wel het geval was, dan had je erover gelezen, een vriend was het overkomen, miljoenen anderen hadden de link via e-mail ontvangen, je leven, kortom, was een eindeloze opeenstapeling van bekendheid dat zich pas de kop in zou laten drukken op het moment dat het allemaal voorbij zou zijn), die, nadat hij zijn miljardenbedrijf had verkocht, besloten had zich in te zetten voor de bescherming van tropische planten, en daarna ging dat personage ook nog eens slapen, de gek, dus ja, wat moest ik nu dan doen?
Ik keek wat sites na, checkte mijn mail, kreeg een sms van een vriend die me vertelde dat hij ‘op de meest toeristische plaats ter wereld’ was, deed een vreemdsoortige dansje, trok een nieuw t-shirt aan, trok die weer uit, trok een nieuw heel stoer zomerhemdje aan, waarin goed te zien was dat ik al belachelijk bruin aan het worden was, trok die ook weer uit, maakte een broodje, toen ik maar, van lieverlee, dat ouwe kreng van mijn debuut weer eens ter hand nam. En daar las ik een zin die me vol goede moed deed terugkeren naar het schrijfbureau. En ik dacht: Als je hier geen mooi onsamenhangend, narcistisch stukkie van kan maken voor op je site, dan weet ik het ook niet meer.
N.
donderdag 20 juli 2006
LIJST VAN VERBODEN TAALUITINGEN: NIEUWE GRUWELEN
Ik dacht eerst dat alleen mannen in deze regio het zeiden. Ik dacht dat het iets van het Westland kon zijn. Ik wist zelfs vrij zeker dat alleen mannen het zeiden, tot ik het ook vrouwen hoorde zeggen. En het is niet noodzakelijk iets Zuid-Hollands, want ik hoor het ook op tv gezegd worden, door lui die hier helemaal niet wonen. Ik wou dat het me nooit was opgevallen. Want elke keer dat ik het iemand hoor zeggen (en dat is vaker dan goed voor me is), ben ik zeker vijf minuten uitgeschakeld in elke conversatie. Dan ontgaat al de rest me. Dan zeg ik geen zinnig woord meer.
'Laat ik het zo zeggen...' Zo begint vrijwel iedereen tegenwoordig zijn zinnen. Misschien ben ik er overdreven gevoelig voor en is het nog niet zo erg als ik denk. Misschien zegt nog niet werkelijk iedereen het. Misschien heeft het nog net niet de niet uit te roeien status bereikt van 'Ik heb zoiets van...' (Dat dan weer voornamelijk door vrouwen wordt gezegd, volgens mij; doorgaans dezelfde vrouwen die altijd maar van 'een vriendinnetje' of 'een studiegenootje' spreken, want als ik eenmaal generaliseer, doe ik het goed.) Maar laat ik het zo zeggen: wie die woorden nog langer bezigt in mijn aanwezigheid, vindt in mij geen vriend.
En dan zwijg ik nog over dat afschuwelijke 'Je moet je voorstellen...' waarmee iedereen die me tegenwoordig iets wil vertellen me dingen duidelijk probeert te maken.
'Laat ik het zo zeggen...' en 'Je moet je voorstellen...' plaats ik op mijn steeds langer wordende Lijst van Verboden Taaluitingen. Doe er je voordeel mee.
V.
'Laat ik het zo zeggen...' Zo begint vrijwel iedereen tegenwoordig zijn zinnen. Misschien ben ik er overdreven gevoelig voor en is het nog niet zo erg als ik denk. Misschien zegt nog niet werkelijk iedereen het. Misschien heeft het nog net niet de niet uit te roeien status bereikt van 'Ik heb zoiets van...' (Dat dan weer voornamelijk door vrouwen wordt gezegd, volgens mij; doorgaans dezelfde vrouwen die altijd maar van 'een vriendinnetje' of 'een studiegenootje' spreken, want als ik eenmaal generaliseer, doe ik het goed.) Maar laat ik het zo zeggen: wie die woorden nog langer bezigt in mijn aanwezigheid, vindt in mij geen vriend.
En dan zwijg ik nog over dat afschuwelijke 'Je moet je voorstellen...' waarmee iedereen die me tegenwoordig iets wil vertellen me dingen duidelijk probeert te maken.
'Laat ik het zo zeggen...' en 'Je moet je voorstellen...' plaats ik op mijn steeds langer wordende Lijst van Verboden Taaluitingen. Doe er je voordeel mee.
V.
BERICHT GESCHREVEN TUSSEN DE DOZEN
In het nieuwe huis hebben we gestuukte en gespoten muren. We hebben een nieuw bed. We hebben een verlaagd plafond. We hebben grote keukentegels. We hebben een nieuwe keuken (althans, die wordt geïnstalleerd terwijl ik dit schrijf). We hebben een badkamer met badmeubel. We hebben laminaat in alle kamers liggen. We hebben plinten. We hebben een bel en een brievenbus die het doen.
En in de flat probeer ik inmiddels krampachtig al mijn boeken- en cd-kasten leeg te maken, zodat die kasten dit weekend al naar het nieuwe huis verplaatst kunnen worden. Maar ik kom dozen tekort.
Ook mijn internetaansluiting moet verhuisd worden. Ik bén hier al zo stil (in verband met de verhuizing), maar mocht het nog lang stil blijven, dan is er onderweg een kabel of een modem gesneuveld. Of zoiets. Maar jullie zijn altijd in mijn gedachten, mijn lezers, mijn fans, mijn groupies.
V.
En in de flat probeer ik inmiddels krampachtig al mijn boeken- en cd-kasten leeg te maken, zodat die kasten dit weekend al naar het nieuwe huis verplaatst kunnen worden. Maar ik kom dozen tekort.
Ook mijn internetaansluiting moet verhuisd worden. Ik bén hier al zo stil (in verband met de verhuizing), maar mocht het nog lang stil blijven, dan is er onderweg een kabel of een modem gesneuveld. Of zoiets. Maar jullie zijn altijd in mijn gedachten, mijn lezers, mijn fans, mijn groupies.
V.
dinsdag 11 juli 2006
KRANTENKNIPSEL UIT 1970
Ik bewaar weinig herinneringen aan 1970. Ik weet dat The Beatles in 1970 hun laatste plaat uitbrachten en dat die feitelijk niet eens hun laatste was (dat was immers het een jaar eerder verschenen Abbey Road). En ik weet dat Midnight Cowboy dat jaar de Oscar voor beste film van 1969 won. En dat mijn moeder toen 16 werd, en dat zij mijn op dat moment 22-jarige vader nog niet had ontmoet. (Zelf was ik er dus nog lang niet, waardoor ik ze hier bezwaarlijk zomaar als mijn ouders kan opvoeren.)
In 1970 bestonden nog geen hippe weblogs, maar gelukkig werd er ook toen al veel opgeschreven en vastgelegd. Zo is er een artikel uit Het Parool van 27 april 1970 met de kop ‘Overvalauto reed op trottoir kinderwagen aan’. Het gaat van start met de zinnen:
‘De Amsterdamse tekenaar G. Boissevain heeft vandaag bij de officier van justitie een schriftelijke klacht ingediend tegen de chauffeur van een manschappenwagen van de Mobiele Eenheid van de Amsterdamse politie, die tijdens het politieoptreden tegen demonstrerende kabouters zaterdagmiddag in de Leidsestraat over het trottoir reed en daarbij het wandelwagentje met de tien maanden oude zoon van de heer Boissevain raakte en bijna overreed.’
Iets verderop verklaart de heer Boissevain: ‘Een jongeman die in de buurt was wist het [kind] nog juist weg te trekken voordat het overreden werd.’
Mijn moeder (nu 52 jaar) overhandigde me dit artikel afgelopen zondag in een envelop die ook een afschrift van de brief bevatte die op 27 april 1970 bij de officier van justitie te Amsterdam werd ingediend. In deze brief schrijft de heer Boissevain onder meer:
‘Nauwlijks waren mijn vrouw, zoon en ik de Leidsestraat ingelopen of een overvalwagen van de politie nr. 872 reed mijn vrouw en kind schuin van achterop komende klem op het rechter trottoir. Een van de omstanders wist nog op het nippertje het kantelende wandelwagentje met kind voor de bumper van de overvalwagen weg te trekken.’
Mijn vader (voor altijd 41 jaar) was de kabouter die de tien maanden oude baby redde. Het kind groeide op tot de nu 36-jarige acteur Daniël Boissevain, die dit najaar als Herman Brood te zien zal zijn in de film Wild Romance.
Ik (nu 29, maar in 1970 nog nergens te bekennen) besefte zondagmiddag pas dat een van de vele mythische verhalen die mijn vader me in een ver verleden over zijn jeugd vertelde, gewoon bleek te kloppen. En dat ik Daniël Boissevain voorgoed zal associëren met de jonge kabouter die later mijn vader zou worden.
V.
In 1970 bestonden nog geen hippe weblogs, maar gelukkig werd er ook toen al veel opgeschreven en vastgelegd. Zo is er een artikel uit Het Parool van 27 april 1970 met de kop ‘Overvalauto reed op trottoir kinderwagen aan’. Het gaat van start met de zinnen:
‘De Amsterdamse tekenaar G. Boissevain heeft vandaag bij de officier van justitie een schriftelijke klacht ingediend tegen de chauffeur van een manschappenwagen van de Mobiele Eenheid van de Amsterdamse politie, die tijdens het politieoptreden tegen demonstrerende kabouters zaterdagmiddag in de Leidsestraat over het trottoir reed en daarbij het wandelwagentje met de tien maanden oude zoon van de heer Boissevain raakte en bijna overreed.’
Iets verderop verklaart de heer Boissevain: ‘Een jongeman die in de buurt was wist het [kind] nog juist weg te trekken voordat het overreden werd.’
Mijn moeder (nu 52 jaar) overhandigde me dit artikel afgelopen zondag in een envelop die ook een afschrift van de brief bevatte die op 27 april 1970 bij de officier van justitie te Amsterdam werd ingediend. In deze brief schrijft de heer Boissevain onder meer:
‘Nauwlijks waren mijn vrouw, zoon en ik de Leidsestraat ingelopen of een overvalwagen van de politie nr. 872 reed mijn vrouw en kind schuin van achterop komende klem op het rechter trottoir. Een van de omstanders wist nog op het nippertje het kantelende wandelwagentje met kind voor de bumper van de overvalwagen weg te trekken.’
Mijn vader (voor altijd 41 jaar) was de kabouter die de tien maanden oude baby redde. Het kind groeide op tot de nu 36-jarige acteur Daniël Boissevain, die dit najaar als Herman Brood te zien zal zijn in de film Wild Romance.
Ik (nu 29, maar in 1970 nog nergens te bekennen) besefte zondagmiddag pas dat een van de vele mythische verhalen die mijn vader me in een ver verleden over zijn jeugd vertelde, gewoon bleek te kloppen. En dat ik Daniël Boissevain voorgoed zal associëren met de jonge kabouter die later mijn vader zou worden.
V.
maandag 10 juli 2006
AND THE WINNER IS...
Afgelopen vrijdag werd ik gebeld door een bevriend filmmaakster. Ze zei me dat ze had deelgenomen aan het BASE Festival in Terrassa, een voorstad van Barcelona, en dat ze daar een prijs had gewonnen met haar debuutfilm. Helaas moest zij de volgende dag terug naar Amsterdam vliegen om te werken. Of ik die prijs wilde gaan ophalen. Het was al laat en ik zei ja. Waarom niet?
De volgende morgen werd ik opnieuw gebeld, dit maal door F., een jongen van de organisatie, die me dezelfde vraag stelde, maar er bij vertelde dat ik me voor moest doen als een medewerker van de winnende film. Wist ik wat van film, vroeg hij me. Ik vertelde hem dat ik was afgestudeerd in de Filmstudies, dat de desbetreffende regisseuse en ik aan dezelfde universiteit onderwijs hadden genoten. Dat ik haar goed kende. Dat ik de prijswinnende film had gezien. Dat het, kortom, allemaal wel los zou lopen.
Eenmaal aangekomen in Terrassa, opgehaald met de auto door een meisje dat achter de bar werkte van het festivalcafé, troffen S. en ik F., die bloednerveus was. Hij had me uiteindelijk maar als producer van de film op de gastenlijst gezet en in die hoedanigheid werd ik aan iedereen voorgesteld. Even later, toen we alleen waren, vroeg ik aan hem wie ervan op de hoogte waren dat ik in werkelijkheid niets met de bijzonder mooie film te maken had. Hij zweeg even, sloeg zijn ogen neer, en sprak de woorden: ‘No one but you and me.’ We liepen naar een kroegje niet ver van het theater waar de prijsuitreiking zou worden gehouden. Daar stuitte we op twee Finnen, die ons een handje gaven, en ergens anders gingen zitten.
‘Oh god, those Fins,’ zei hij. ‘They think they will win.’
Ik was de enige die al wist dat ‘we’ zouden winnen. Zoveel werd al snel duidelijk. F. maakte zich ook zorgen over het feit dat ik, de producer, het hele festival afwezig was geweest, en nu, nu er prijzen te vergeven waren, ineens ter plaatste was. Ik stelde hem gerust door voor te stellen dat mochten mensen er naar vragen, ik in het buitenland had gezeten voor zaken, voor een ander project, en dat ik pas vanochtend weer in Barcelona was geland, gehoord had van de problemen die mijn regisseur had, en dat ik, reddende engel als ik was, de moeite had genomen nagenoeg linea recta vanaf de vluchthaven naar het kleine Terrassa af te reizen om de award en de bijbehorende 35mm rollen in ontvangst te nemen.
Binnen in het theater namen we plaats op gereserveerde stoelen. Na toespraken van bestuursleden, academie-directeuren, juryvoorzitters, presenteerde een meisje dat ontzettend overdressed was, de awardceremonie. Toen het mijn beurt was, keek ik even verrast S. en mijn buurman aan, stapte toen het podium op, kreeg de award en de envelop en gaf een speech zoals alleen ik dat kan.
Na afloop was er een feest, waar ik onder andere voortdurend werd gefeliciteerd, de ganse nacht gratis gin-tonics dronk, een verbazingwekkend verhaal van een Italiaanse documentairemaker aanhoorde, een dansje deed met een docente 3D-animatie aan een prestigieuze Duitse academie, versierd werd door een Chileense filmstudente, de Finnen bemoedigende klopjes op de schouders gaf, met een Poolse cameraman sprak over zijn nieuwe electronische kunstbeen, door F. de meest naturele acteur werd genoemd die hij in tijden had gezien en beschaamd toekeek hoe twee dronken, niet al te aantrekkelijke, Spaanse meisjes zich halfnakende in het opgeblazen zwembad lieten ploffen. Maar die award, die hield ik vast. Het was immers mijn eerste.
N.
De volgende morgen werd ik opnieuw gebeld, dit maal door F., een jongen van de organisatie, die me dezelfde vraag stelde, maar er bij vertelde dat ik me voor moest doen als een medewerker van de winnende film. Wist ik wat van film, vroeg hij me. Ik vertelde hem dat ik was afgestudeerd in de Filmstudies, dat de desbetreffende regisseuse en ik aan dezelfde universiteit onderwijs hadden genoten. Dat ik haar goed kende. Dat ik de prijswinnende film had gezien. Dat het, kortom, allemaal wel los zou lopen.
Eenmaal aangekomen in Terrassa, opgehaald met de auto door een meisje dat achter de bar werkte van het festivalcafé, troffen S. en ik F., die bloednerveus was. Hij had me uiteindelijk maar als producer van de film op de gastenlijst gezet en in die hoedanigheid werd ik aan iedereen voorgesteld. Even later, toen we alleen waren, vroeg ik aan hem wie ervan op de hoogte waren dat ik in werkelijkheid niets met de bijzonder mooie film te maken had. Hij zweeg even, sloeg zijn ogen neer, en sprak de woorden: ‘No one but you and me.’ We liepen naar een kroegje niet ver van het theater waar de prijsuitreiking zou worden gehouden. Daar stuitte we op twee Finnen, die ons een handje gaven, en ergens anders gingen zitten.
‘Oh god, those Fins,’ zei hij. ‘They think they will win.’
Ik was de enige die al wist dat ‘we’ zouden winnen. Zoveel werd al snel duidelijk. F. maakte zich ook zorgen over het feit dat ik, de producer, het hele festival afwezig was geweest, en nu, nu er prijzen te vergeven waren, ineens ter plaatste was. Ik stelde hem gerust door voor te stellen dat mochten mensen er naar vragen, ik in het buitenland had gezeten voor zaken, voor een ander project, en dat ik pas vanochtend weer in Barcelona was geland, gehoord had van de problemen die mijn regisseur had, en dat ik, reddende engel als ik was, de moeite had genomen nagenoeg linea recta vanaf de vluchthaven naar het kleine Terrassa af te reizen om de award en de bijbehorende 35mm rollen in ontvangst te nemen.
Binnen in het theater namen we plaats op gereserveerde stoelen. Na toespraken van bestuursleden, academie-directeuren, juryvoorzitters, presenteerde een meisje dat ontzettend overdressed was, de awardceremonie. Toen het mijn beurt was, keek ik even verrast S. en mijn buurman aan, stapte toen het podium op, kreeg de award en de envelop en gaf een speech zoals alleen ik dat kan.
Na afloop was er een feest, waar ik onder andere voortdurend werd gefeliciteerd, de ganse nacht gratis gin-tonics dronk, een verbazingwekkend verhaal van een Italiaanse documentairemaker aanhoorde, een dansje deed met een docente 3D-animatie aan een prestigieuze Duitse academie, versierd werd door een Chileense filmstudente, de Finnen bemoedigende klopjes op de schouders gaf, met een Poolse cameraman sprak over zijn nieuwe electronische kunstbeen, door F. de meest naturele acteur werd genoemd die hij in tijden had gezien en beschaamd toekeek hoe twee dronken, niet al te aantrekkelijke, Spaanse meisjes zich halfnakende in het opgeblazen zwembad lieten ploffen. Maar die award, die hield ik vast. Het was immers mijn eerste.
N.
zaterdag 8 juli 2006
FOON
De nieuwe mobiele foon die ik gisteren heb aangeschaft - terwijl de werkzaamheden in ons nieuwe prachthuis onverwijld doorgingen -, heb ik de afgelopen 31 uur gesignaleerd in de HUMO, de nieuwe Q (die hier gisteren arriveerde, compleet met alwéér zo'n fijne gratis cd), en een NRC Handelsblad. En dat terwijl ik hem daarvoor nog nooit had gezien. (Daar moet ik bij vermelden dat afbeeldingen en omschrijvingen van mobiele foons mij gewoonlijk ontgaan, en dat ik me er nu vermoedelijk iets bewuster van ben, gezien die recente aanschaf dus.) Ik voelde me in ene weer een stuk hipper en modieuzer.
Ik mocht gisteren ook een nieuw nummer kiezen. Het liefst had ik mijn oude nummer behouden, maar daar was het al te laat voor. De foonman liet me op zijn monitor kijken en uit 5 nummers kiezen. Ik zag 4 nummers die ik nooit van m'n leven zou kunnen onthouden en ik zag 1 nummer dat zo eenvoudig was dat ik spontaan de woorden 'Wat een gemakkelijk nummer is dat, zeg' sprak.
Ik prijs me gelukkig met zo veel voorspoed: een nieuwe foon met een gemakkelijk te onthouden nummer, een nieuw & ruim huis dat we heel spoedig zullen betrekken en een nieuw adres met een naam waar ik al niet meer om hoef te lachen. Én een nieuwe verkoudheid, die helaas ook.
Die ga ik nu dus even van me af schudden.
V.
Ik mocht gisteren ook een nieuw nummer kiezen. Het liefst had ik mijn oude nummer behouden, maar daar was het al te laat voor. De foonman liet me op zijn monitor kijken en uit 5 nummers kiezen. Ik zag 4 nummers die ik nooit van m'n leven zou kunnen onthouden en ik zag 1 nummer dat zo eenvoudig was dat ik spontaan de woorden 'Wat een gemakkelijk nummer is dat, zeg' sprak.
Ik prijs me gelukkig met zo veel voorspoed: een nieuwe foon met een gemakkelijk te onthouden nummer, een nieuw & ruim huis dat we heel spoedig zullen betrekken en een nieuw adres met een naam waar ik al niet meer om hoef te lachen. Én een nieuwe verkoudheid, die helaas ook.
Die ga ik nu dus even van me af schudden.
V.
dinsdag 4 juli 2006
WIE HAD HET OOIT GEDACHT
Ik hoop dat Duitsland de Italianen afslacht straks. Echt.
N.
PS Binnenkort weer stukken van formaat van mijn hand. Zoals: Het Mysterie van de verdwenen Kebabman, Hoe ik toekomstige huurders in de piso naast de onze verjaag en De nacht dat ik een complete roman droomde.
N.
PS Binnenkort weer stukken van formaat van mijn hand. Zoals: Het Mysterie van de verdwenen Kebabman, Hoe ik toekomstige huurders in de piso naast de onze verjaag en De nacht dat ik een complete roman droomde.
Abonneren op:
Posts (Atom)