Ik stond voor mijn boekenkast. Verveeld. Wat een hoop boeken had ik. En wat een hoop boeken die eigenlijk, als ik heel eerlijk was, nooit meer die kast uit zouden komen. Niet om een citaat op te zoeken, uit te lenen, laat staan om ooit nog een keer te herlezen. Sommige van die boeken heb ik zelfs nooit gelezen. Zo heb ik bijvoorbeeld ‘De Heks en de Archeoloog’ van Hubert Lampo in de kast staan. Hoe ik er aan kom is mij een raadsel. Ook heb ik ‘Five Pubs, Two Bars and a Nightclub’ van John Williams. Zelfde verhaal. Nog een aantal voorbeelden: ‘De Zebra’ van Alexander Jardin, ‘Een mond vol glas’ van Henk van Woerden, ‘Amok’ van Tommy Wieringa en ‘Blind Geschopt’ van James Kelman. Allemaal boeken die ik nog niet gelezen had en als het aan mij lag ging dat ook nimmer gebeuren. En dan noem ik er hier maar een paar. Ik zou ze gewoon naar De Slegte moeten brengen, als ik daar niet principieel tegen was. Boeken doe je niet weg. Dan maar een extra plank de muur in, wijnkist bij de Gall & Gall halen of naar de Ikea.
Opeens viel mijn oog op ‘De aarzeling’ van Jean-Philippe Toussaint. Wacht eens even, dacht ik, is dat dezelfde Toussaint waar ik laatst de werkelijk prachtige ‘De badkamer’, ‘Meneer’ en ‘Het fototoestel’ van las? Toen ik lekker zonder jas in Zuid-Frankrijk in de volle zon op het terras zat? Ik bekeek de achterflap.
Verdomd.
Ik kwam te weten dat zowel ‘De badkamer’ als ‘Meneer’ waren verfilmd, de laatste nota bene door de schrijver zelve en dat ‘Het fototoestel’ (we schrijven 1992) ook al op stapel stond om naar het doek vertaald te worden.
Het duizelde mij even. Waarom had het al die tijd zo onopgemerkt tussen Astro Teller’s ‘Exegesis’ (nog zo’n gapend gat) en Tolkien gestaan? Nu ja, het zag er natuurlijk ook niet uit, die uitgave van ‘De aarzeling’. Wel met flappen, maar een spuuglelijk omslag en een heel viezig oranjekleurige band met in Arial de titel en auteursnaam.
Ik sloeg het eens open. ‘Die ochtend lag er een dode kat in de haven, een zwarte kat die dreef aan de oppervlakte van het water. Hij was recht en stijf, en hij werd langzaam door de stroom meegevoerd langs een bootje. Uit zijn bek hing een in staat van ontbinding verkerende vissekop waaruit een stuk vislijn stak van drie of vier centimeter lang.’
Ik had boeken gelezen met slechtere openingen.
En zo kwam het dat ik met de tram naar mijn werk ging, opdat ik rustig kon lezen in plaats van te vernikkelen op de fiets en me voor nam om binnenkort de betere videotheek te bezoeken.
Zielige boeken verdienen soms een nieuwe kans.
N.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten