maandag 11 april 2005

UURTJES STOEIEN

Ik had de beste rij-instructeur die je maar kunt vinden. Dat dacht ik althans. Ik had het wel eens over hem met Els, die ook les van hem had gehad, en zij was het met me eens. Sterker: Els volgde zijn rijlessen met zo veel plezier dat ze concludeerde: 'Nu moet ook jij maar eens rijlessen nemen. Die man is heel goed, en hij helpt je wel over die drempel heen.' Er zat niets anders op. Eind 2000 nam ik voor het eerst plaats in zijn auto. 'Heb je ooit eerder achter het stuur gezeten?' vroeg hij me. 'Nooit,' zei ik. En daar gingen we.

Ik was een trage leerling. Ik vond het vooral erg leuk, die rijlessen. Ik beleefde er veel plezier aan. Ik dacht: dat afrijden, dat komt wel een keer. Dat is niet een houding die je heel ver brengt, zou je zeggen. Soms had ik bijvoorbeeld een les waarin het iets minder ging. Dan zei ik tegen mijn rij-instructeur: 'Ik had niet zo'n goed uur. Maar je weet het: ik heb er niet zo'n haast mee.' En dat wist hij.

Ik had rijlessen van eind 2000 tot zomer 2002. Ik heb heel veel uren met mijn rij-instructeur doorgebracht. We leerden elkaar een beetje kennen. We spraken over zijn aanstaande huwelijk. Over de verbouwing aan zijn huis. Over de politiek. En soms moest ik afrijden. Dat was me wat. De flair, de souplesse en de rijvaardigheid die ik soms aan den dag legde tijdens mijn betere lesuren, die waren allemaal ver te zoeken als ik moest afrijden. Tijdens zulke examens zat mijn rij-instructeur altijd achter me. Die keek dan hoe ik het ervan afbracht. Ik weet nog dat ik na de tweede keer zakken dacht: wat zielig voor hem. Die man doet altijd zo zijn best en zie hoe ik het weer verpruts.

Hij had bepaalde zegswijzen. Wie mij enigszins kent, weet dat ik gevoelig ben voor taal. Ik schuw stopwoorden. Ik schuw verhaspelde uitdrukkingen. Ik schuw mensen die er met de pet naar gooien als ze je te woord staan. Maar van mijn rij-instructeur kon ik veel hebben. Zo gebruikte hij de woorden 'op zeker' waar het woord 'zeker' op zich gewoon had volstaan. Ik vond dat wel charmant. Als hij mij ophaalde voor een nieuwe les, zei hij soms: 'Dan gaan we eens even een uurtje stoeien met die auto.' Tenzij ik een dubbel lesuur had. Dan zei hij bijvoorbeeld: 'Dan gaan we eens even een paar uurtjes stoeien met die auto.' En als het allemaal weer volbracht was en we de volgende leerling ophaalden, zei hij terwijl ik de motor afzette: 'Zo. Rust in de tent.'

Ook herinner ik me de woorden 'Bij Plaspoelpolder gaan we eraf'. Het was dan goed opletten waar op de borden 'Plaspoelpolder' stond aangegeven. Je zou zeggen: dat is niet zo moeilijk. Vooral als je meerekent dat hij voortdurend, repetitief, aanhoudend, de lettergrepen 'Plas-poel-polderrr' uitsprak. Maar ik verzeker jullie: dan nóg kun je de afslag gewoon missen.

En soms reden we even langs het CBR. De ene keer omdat hij me wat knoppen in de auto wilde uitleggen, maar vaak ook gewoon omdat er dringend een toilet bezocht diende te worden. Dan sprak hij de iets te plastische woorden: 'Het klotst me voor de ogen.'

Zoals gezegd: Els had vroeger ook les van mijn rij-instructeur. Maar als ik in haar bijzijn zijn woorden citeer, zegt ze altijd: 'Nee hoor. Zulke dingen zei hij nooit. Niet tegen mij.'

Er kwam natuurlijk eens een eind aan. De derde keer afrijden was raak. Ik was heel gelukkig. Ook voor mijn rij-instructeur. We hadden een lange weg afgelegd, tezaam, maar nu was het gedaan. Rust in de tent.

En toen zagen Els en ik hem zaterdagmiddag weer. Hij stapte de stadsbus in met een vrouw, en we hoopten dat het de vrouw was over wie hij altijd sprak in de auto. Dat leek ons het beste. Ook zagen we dat hij iets ouder was geworden. Els herkende hem aanvankelijk niet eens. Maar hij groette ons.

We gingen niet even naar hem toe om bij te praten. Hij kwam ook niet even naar ons toe. Ze droegen koffers bij zich en ze waren vermoedelijk nog in een vakantiestemming. En ergens was ik bang dat hij dacht: waarom zijn die twee niet gewoon met de auto naar de stad? Wat doen die nog in een bus?

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten