zondag 14 augustus 2005

MEN WIL ONS GROTER MAKEN

Ik ben een waardeloze correspondent. Ik herinner me de jaren waarin ik penvriendinnen had. Ik had natuurlijk ook wel eens een penvriend, maar het waren toch voornamelijk penvriendinnen. Ik was een jaar of zeventien, hoe zou je zelf zijn. Elke dag naar de brievenbus rennen (op zo'n ridicule, gejaagde wijze, met dat lange, zwiepende hennahaar van me), elke dag nieuwe post aantreffen, en elke dag pen en papier pakken om mooie & leuke & zinvolle antwoorden te formuleren, opdat er de volgende dag weer iets gepost kon worden. Als ik op die jaren terugkijk, die jaren waarin ik wekelijks tientallen vellen volschreef met telkens anders geformuleerde anekdotes (anekdotes over dingen die ik meemaakte als ik even niet zat te schrijven), vraag ik me af waar het is misgegaan, en hoe ik de lakse hufter ben geworden die tegenwoordig nog wel mails ontvangt, maar ze vervolgens gewoon negeert en tot het eind der tijden in zijn inbox laat staan.

Ik zou e-mail graag de schuld van alles geven. Maar zo gemakkelijk gaat dat niet. Natuurlijk, toen e-mail in mijn leven verscheen (het was 1998), ging ik minder en minder brieven schrijven, en praatte ik alle penvriend(inn)en die geen e-mail hadden een account aan, maar ook e-mails beantwoord ik tegenwoordig niet meer. Of: veel te laat. Of: onvoldoende. Een enkeling mail ik meteen terug, ogenblikkelijk, alsof ik altijd al op die mails zat te wachten (en laten we eerlijk zijn: dat is ook zo), maar de overgrote meerderheid zwijg ik dood. Ik noem dat: niet zo fraai van mezelf. En ook: bijzonder onattent.

Vandaag ben ik er eens voor gaan zitten. Ik heb de hoeveelheid Mails Die Ik Nog Altijd Moest Beantwoorden (het waren er 26) naar een acceptabel aantal terug weten te brengen (het zijn er nu 10), op vrij rigoureuze wijze. Sommigen heb ik eindelijk een antwoord geschreven, terwijl ik bij anderen dacht: deze mail is wel zó oud dat ik me met elk antwoord belachelijk maak. Zo was er het meisje dat me vroeg hoe ik kerst 2004 ging vieren. Nee, haar terugmailen ging echt niet meer. Ook was er het meisje dat me in oktober 2004 toevertrouwde te snakken naar een afspraakje. Kon ik haar werkelijk nog iets zinnigs antwoorden, nu, tien maanden later, iets waar ze ook maar enige boodschap aan zou hebben? Welneen, dat kon ik niet. Zo'n antwoord zou me eerder een venijnige vuistslag in het gezicht opleveren dan een dankbare glimlach. Kortom: zo schoot het lekker op. Wie lang genoeg wacht, hoeft niets meer te antwoorden. Die kan wel gaan.

Iedereen die tot de laatste 10 behoort wil ik zeggen: alles zal goed komen. Ik ben een vlegel, een onbetrouwbare aap, een non-correspondent, maar ik beloof beterschap. Ik ben daar heel goed in geworden, beterschap beloven waar het corresponderen aangaat - ik doe het immers al jaren.

En dan nog iets: hoe vaak Niels en ik onze junkmail ook leeggooien, er blijft verontrustend materiaal in verschijnen van adressen met Size.enlarger, PERMAN.ENTGROW, He:rba:Lvia:gr:A, Male.enlargement, FASTERECTIONFrancis en Upin19mins erin. Wat denken al die lui nu eigenlijk van Niels en mij te weten? Waarom willen ze ons per se groter maken? Zijn we dan toch veel kleinere mannetjes dan we altijd dachten? Onze junkmail probeert ons een minderwaardigheidscomplex aan te praten, maar we houden moedig stand, ha.

(En dan: 'Upin19mins', is dat werkelijk iets om over op te scheppen?)

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten