Woensdag lunchte ik met collega E. in het lunchetablissement waar normaal gesproken het Meisje met de Afschuwelijke Stem werkt. Nu was ze echter nergens te bekennen. De vaste lezers onder jullie weten inmiddels dat dat geen reden tot paniek is. Het Meisje met de Afschuwelijke Stem duikt altijd weer op. Ook zulke meisjes hebben wel eens een dag vrij. Niettemin: collega E. stelde me op de hoogte van het een en ander. Ze vroeg me achteraf of ik er niets over wilde schrijven op de site, en ze vroeg me dat zó veelvuldig dat ik me later ging afvragen: zou ze misschien júist willen dat ik hier schrijf dat...? De volgende ochtend liet ze me weten opgelucht te zijn. Ze was met angst en beven op de site komen kijken, maar goddank, ik had niets geschreven.
En zo kun je jezelf natuurlijk van alles wijs maken. Dat men bijvoorbeeld alleen nog maar met je gaat lunchen omdat men zichzelve wil herkennen op je site. Dat men je alleen nog maar aanspreekt in gevatte volzinnen, compleet met interpunctie en al, opdat je misschien inspiratie opdoet voor een nieuw stukje. Dat men, o gruwel, de Nederlandse spelling alleen maar herziet zodat je er narrige dingen over kunt schrijven. Voor je het weet draait alles alleen nog om jou en jouw site. (En laten we eerlijk zijn, het ís natuurlijk gewoon zo. Niels en ik, wij gaan voor de werelddominantie. Eens laten wij jullie bukken onder een strikt door onze nukken bepaald regime. Of, nu ja, hoe Niels dat indertijd dan ook verwoordde. Hij zei het namelijk heel mooi, jullie kennen hem. Wat een woordentovenaar, die jongen.)
Terwijl ik vanmiddag een kop kippensoep kreeg voorgeschoteld door Elsie, en een virtuele tosti kreeg aangeboden door mijn beminnelijke weblogvriendin N., bedacht ik: men wil mij aan het schrijven zetten. Ik word omringd door personages en door zinnen die gebruikt moeten worden. Zo sprak ik deze week een stagiaire, die mij toezei dat ik binnenkort zou kennismaken met een man. Ik zei: 'Laat maar komen, die man.' Zij zei: 'Ik moet je waarschuwen: hij is heel lief.' 'Ik ben ook heel lief.' 'Dat weet ik.' (Hier trok ik even mijn ene wenkbrauw op. Jullie kennen die uitdrukking intussen wel. En zo niet: let in godsnaam eens op. Gaat dan werkelijk álles langs jullie heen? Hmpf.) 'Maar,' zo ging ze verder, 'deze man giechelt heel veel. Dat vind ik zo lief. En jij giechelt nooit, denk ik.' 'Nee,' zei ik kortaf, 'ik ga nog liever dood.' Daarop stond ik op, woest & uitzinnig & niet voor rede vatbaar. Zelden ben ik zó snel zó kwaad geworden. Ik heb zo mijn buien.
En gisteren - want dit is zo'n van-de-hak-op-de-takstukje; wie het niet zint, komt later maar eens terug - bezochten Elsie en ik de sprookjesfilm Corpse Bride in de bioscoop die ik hier bij voorkeur omschrijf als Het Aftandse Delftse Filmpaleis. Maar, zo zei Elsie: 'Het lijkt wel alsof ze Het Aftandse Delftse Filmpaleis hebben opgeknapt!' En warempel, de stoelen waren heel, op de muren zaten geen klodders van een onduidelijke maar immer schrik aanjagende substantie, en het publiek was zowaar eens rustig. Ja, natuurlijk waren er de gillende sms-chickies die heel de tijd heen en weer liepen, maar die vallen al haast niet meer op. Die horen erbij. Zonder gillende sms-chickies geen ouderwets bioscoopbezoek, dat zeg ik ervan.
(Ik roep zojuist naar Elsie: 'Waar kan ik nog meer over schrijven in mijn stukkie?' 'Wat heb je tot nu toe?' 'Och, gewoon wat losse dingetjes.' 'Ah. Ik zou wat vaste dingetjes toevoegen. Voor het evenwicht.')
(En op msn vraagt iemand me of ik weet wat 'humps' zijn.)
Pas dronk ik een stapel wodka-limes met collega B. op een Haags terras en ik staarde wat onbeholpen in de verte (ik kan die blik heel goed op commando doen; vraag het me gerust eens als je me ziet - en ervaar de gevolgen). Plots zei collega B. me: 'Die vrouw hiervoor is met jou aan het flirten.' Ik had niets gezien, want ik was immers onbeholpen in de verte aan het staren (vraag het me dan gewoon! Dan doe ik het voor!), dus ik vroeg haar: 'Hoe oud is die vrouw eigenlijk?', want inmiddels zag ik alleen nog haar achterkant, en die deed me nogal denken aan Iggy Pop, zij het een Iggy die een T-shirt draagt. 'O...' sprak collega B., 'ik denk dat ze ons gerust had kunnen baren.' Later voegde correctrice C. zich nog bij ons en die zei: 'Ja, zo'n vrouw, die dacht natuurlijk: wat een leuke John Cusack-achtige verschijning, daar ga ik maar eens mee flirten.'
En ik vraag jullie: die Iggy Pop-achtige vrouwen-op-leeftijd, die correctrices die me complimenten maken, de msn'ers die me vragen wat 'humps' zijn, de stagiaires die me willen voorstellen aan lieve, giechelende mannen, alle gillende sms-chickies, en de collega's die met me lunchen en me dingen vertellen die ik hier echt niet mag schrijven... het kan toch verdorie geen toeval zijn? Al die mensen, al die curieuze dialogen? Die zijn er toch alleen maar om mij van stof tot schrijven te voorzien?
Ik ga even afkoelen ergens.
V.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten