donderdag 17 november 2005

INTUSSEN, IN HET KOFFIEPALEIS

Doorgaans worden we in het koffiepaleis geholpen door dat joch met die pet. Achter zijn rug om noemen we hem Martijn, want hij doet ons aan een Martijn denken. Geen specifieke Martijn, want er bestaan heus ook Martijnen en Martijns die deugen (we kénnen er zelfs een paar), maar hij is er ontegenzeggelijk een. En dat 'geholpen' uit de eerste zin kun je gerust met een korrel zout nemen, want het enige wat Martijn doet, is je een beetje toegrijnzen en je confronteren met je vermeende coffeeshopbezoek.

Nee, dan dat ene mooie chickie dat er ook werkt, en dat steeds van haarkleur verandert. Zij is geen groot licht, zij, maar ondanks al haar onnozelheid, onmacht en onkunde (de ene keer geeft ze je te weinig geld terug, de andere keer brandt ze haar vingers aan een espressoapparaat) is ze een welkome verschijning. Ze grijnst niet, ze draagt geen pet en ze is discreet. Ik herinner me hoe we een keer het pand verlieten en mijn collega me zei: 'Volgens mij staat zij naar jou te lonken.' Ik dacht toen nog: wat leuk.

Daarna zagen we haar heel lang niet meer. Zo lang zelfs dat we dachten dat een nieuw ongeluk met een van de koffiemachines haar fataal was geworden. Het is een jungle in de koffiebusiness, en de barista's sneuvelen er bij bosjes. (Dat doet me eraan denken: onlangs las ik een artikel over die hele koffiebusiness, en daarin werd door een of andere koffiemagnaat beweerd dat de barista de puntjepuntje van de eenentwintigste eeuw is. Ik ben dus vergeten wat er stond, op die plaats van dat puntjepuntje. Maar het stelde nogal wat voor, althans, zo herinner ik het me. De ervaring wijst echter uit dat de barista de joker van de eenentwintigste eeuw is. De clown van onze tijd. De Guust Flater van het heden. Maar genoeg hierover, ik vertelde jullie immers een anekdote.)

Vanmiddag betraden we het koffiepaleis weer. En hoewel er elke dag een andere barista werkt, worden we vrijwel altijd te woord gestaan door Martijn. Met die pet van 'm. En die grijns. En die olijke blikken. Maar vandaag was hij er niet. Welnee, vandaag was zij terug. Ik stootte mijn collega aan en zei: 'Dat ene mooie chickie is er weer!' Zij zag het ook. Ik werd er bijna een beetje schuchter van. Ze vroeg me wat we wilden bestellen en ik antwoordde: 'Twee dubbele caffe latte's graag. Om hier op te drinken.' Ik gaf haar het geld (een klein fortuin, dat begrijpen jullie, want het kost een vermogen om twaalf barista's en al die machines in bedrijf te houden) en deed er verder het zwijgen toe. En voor de duidelijkheid vermeld ik erbij: het was heel rustig bij de balie. Of de bar. Of nu ja, dat ding in de zaak waar jij aan de ene kant je koffie staat te bestellen en de barista aan de andere kant haar vingers staat te branden of je wisselgeld per ongeluk op de grond laat kletteren. Normaal staat daar een lange, lange rij, maar nu was het er verdacht rustig. Mijn collega en ik, wij waren feitelijk de enigen die er stonden.

En tóch, ondanks die serene stilte bij de bar, ondanks het feit dat wij heel de tijd de enigen waren die bij die hele bar te vinden waren, vroeg dat ene mooie chickie ons doodleuk, en het kan nog geen minuut later zijn geweest, en ze keek me recht in mijn ogen: 'Worden jullie al geholpen?' Daar keken we een beetje van op. En onthutst stamelde ik: 'Ja.' En iets stiller, en nog veel onthutster, mompelde ik: 'Door jou...'

En ik wist: de barista is het zwarte gat van de eenentwintigste eeuw. De barista is de dode mus van onze tijden. De barista, jawel, is gewoon 1 grote grap.

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten