woensdag 21 juni 2006

ZELFCENSUUR

'Onooglijk'. Dat is een van de woorden die ik hier gisteravond gebruikte om het soapactricetje M. te omschrijven, en ik had er vrijwel meteen spijt van. Eigenlijk verwees ik natuurlijk naar het personage dat ze speelt en niet naar haarzelve - al kun je van de term 'onooglijk' moeilijk volhouden dat je slechts op een personage doelt en niet op degene die dat personage vertolkt. Toen ik het eenmaal geschreven had, en ook nog eens geplaatst, dacht ik al snel: kom kom, dat cynisme staat je niet. Waar is dat nu weer voor nodig?

En overigens: ik gebruik hierboven dan wel het woord 'soapactricetje', en dat klinkt misschien wat laatdunkend, maar ik gebruik die term hier vol ontzag en met het uiterste respect.

Vanmorgen zoemde het nog steeds door mijn hoofd: je hebt iemand 'onooglijk' genoemd op je eigen site, en dat is niets voor jou. (Ik weet niet of ik mezelf echt in de tweede persoon terechtwijs, maar ik giet het hier even in een bepaalde vorm - dat begrijpen jullie heus wel.) Ik noem zelden iemand lelijk - wel spreek ik soms van 'een visueel spektakel' als ik iemands gezicht omschrijf - en 'onooglijk' is al niet veel beter. Toen ik in de stadsbus op weg naar het station zat, besloot ik dat ik dat vermaledijde woord maar eens moest schrappen.

En nu vraag ik jullie: hoe groot was de kans? Hoe groot was in vredesnaam de kans dat ik op het station van Delft, op dát tijdstip, op míjn station dus, het soapactricetje M. zou tegenkomen? Miniem, niet? 1 op een miljoen? Maar: zo ging het dus. Terwijl ik stond te wachten op de trein naar de Grote Stad, zag ik het soapactricetje voorbijlopen, in het gezelschap van iemand die klaarblijkelijk haar vriendje was (en die geenszins op dat fopjoch Morris leek). Of: iemand met wie ze zomaar voor de grap een beetje stond te zoenen, want dat kan natuurlijk ook. Die jongen was ongeveer even lang als zij. Of even kort, want het is maar hoe je het bekijkt. Toen hij even wegliep (wellicht om een kop koffie te halen, of een krant, wie weet die dingen) keek ik vanuit mijn ooghoeken naar haar. Dat deed ik al enige tijd, zo versteld stond ik van de spelingen van het lot, maar nu keek ik nog iets doordringender. En zo onooglijk was ze nu ook weer niet. Welnee, als ze glimlachte viel er niets op haar aan te merken. Ik sloeg een beetje door in mijn schuldgevoel, en net voordat ik mezelf op mijn knieën wilde werpen en dingen ging roepen als: 'Hallo, ik ben Vincent, en ik heb het allemaal niet zo bedoeld', kwam die jongen alweer terug.

Dat liep dus maar net goed af.

Een beetje schuw was ik wel. Want de kans dat het soapactricetje M. tussen gisteravond en vanmorgen mijn site had gelezen, én mijn foto had gezien, én mij vanmorgen op het station had herkend, én me naar de strot was gevlogen (weet ik veel hoe lichtgeraakt en opvliegerig jonge soapsterren kunnen zijn? Weet ik veel onder wat voor spanning die lui dagelijks staan?), is weliswaar te verwaarlozen. Maar de kans dat ik haar vanmorgen, uitgerekend de ochtend nadat ik iets smadelijks over haar schreef, op het Delftse station aan zou treffen, die was óók te verwaarlozen. Verdorie.

Zodra ik op de Grote Uitgeverij aankwam schrapte ik het woord. Het had er nooit mogen staan.

En dan bof ik nog dat Gekke Jef er vanmorgen niet stond.

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten