Vanochtend vond ik een nogal verontrustende mail in mijn inbox.
‘Lieve Niels,
Vond je dat normaal, de vorige keer? Vond je het normaal dat je wegliep, of liever gezegd, wegrende? Vond je het normaal dat je mij achterliet, daar op dat terras, mij de rekening liet betalen en dat je vervolgens nóóit meer contact hebt opgenomen? Vond je het normaal dat je al die dingen gewoon op die site van je hebt gezet?
Ik kan je vertellen dat ik volgende week wéér in Barcelona ben. Ik ga naar Sónar. En nu weet ik − via-via, Amsterdam is klein, ik ken mensen die jou weer kennen – dat jij daar ook heen gaat. Dus, Niels, ik zie je daar wel. Laten we voorstellen vrijdag. Ik sta links vooraan bij Jeff Mills, direct vanaf het begin. Ik neem aan dat je me weet te vinden. En anders weet ik jou wel te vinden.
Saludos,
Bambi.’
Ik was dat enge kind allang weer vergeten. Ik had er, heel dom, ik weet het, helemaal niet bij stilgestaan dat dat enge kind natuurlijk als een gek naar haar pc was gerend toen ze weer thuis was, of misschien wel direct daarna, toen daar, aan het strand, toen ik rende voor mijn leven, dat ze onmiddellijk een internetcafé was ingegaan, zo’n schmützig, donker hol vol met zwetende pubers die msn’en en hun piemels via webcams aan de hele wereld tonen, om te zien of ik erover had geschreven. Nu ja, dat deed ik pas enkele dagen later, en ook nog in een soort van feuilleton, maar toch, ik had er geen rekening mee gehouden dat dit verhaal nog een staartje zou krijgen.
Sónar. Vrijdag 17 juni. Jeff Mills. 02.45. Ik ben te herkennen aan mijn bivakmuts. O, nee, natuurlijk niet aan mijn bivakmuts.
N.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten