Vrijdag werd ik uitgenodigd voor feestje van een belachelijk rijk meisje. Ik had die week helemaal niets gedaan en voelde me behoorlijk lamlendig. Als het feestje niets was, had ik toch even een frisse neus gehaald. Ik besloot te gaan lopen.
Het meisje studeerde economie in Leiden en ik had haar leren kennen toen ik voorlas bij sociƫteit Augustinus. Daarna was ik een keer bij haar thuis geweest, een enorme villa vlakbij het Museumplein, en een nogal slechte indruk op haar ouders achter gelaten, die ontdekten dat ik een gastenhanddoekje in mijn achterzak had gepropt. Het was werkelijk waar een heel mooi handdoekje.
Zij woonde dus bij haar vader en moeder, maar zij had een hele etage voor zichzelf, die bovendien beschikte over een eigen ingang. Op het feestje was het druk en ik dronk zoveel mogelijk om maar wat te doen te hebben. Ik liep wat rond op de etage, toen ik in de woonkamer de jonge dichter W. zag. Hij keek wat zorgelijk om zich heen. Ik nam twee bier mee en tikte W. op zijn schouder. We ouwehoerden wat, dronken een paar bier en besloten nog even naar Ebeling te gaan. Nadat W. naar het toilet was geweest, namen we afscheid van het belachelijk rijke meisje.
‘Moet je kijken wat ik heb,’ zei W. opgewonden toen we over de Van Baerlestraat liepen.
Triomfantelijk toonde hij me twee prachtige handdoekjes.
N.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten