OMDAT ALLEEN TEKST OOK HEEL STOER IS
Literatuur, Film, Muziek en Andere Fijne Zaken
dinsdag 27 september 2005
MEGALOMANIE KENT GEEN LEEFTIJD
V.: Jij wil zeker weer zo’n gesprek voeren dat we kunnen posten, jij.
N.: Spreek je uit, makker.
V.: Ik heb niets te vertellen.
N.: Ik genoeg. Zo liep ik vandaag door Park Güell en dacht ik bij mijzelve: zou het niet handig zijn als kinderen die een vmbo-advies krijgen gewoon worden weggewerkt?
V.: Hopsakee. Ergens op een stapeltje.
N.: Ik dacht meer van: kinderen doen een Cito-toets, en als daar vmbo uit komt, zegt de overheid: ‘Wel, meneer, mevrouw, we hebben het geprobeerd, hoor, dat vmbo. Maar het levert niets op. We zullen uw kind netjes laten inslapen en u krijgt een vergoeding.’
V.: Wat goed, man. Waterdicht plan.
N.: Park Güell is een prachtpark. Maar die schoolreisjes die daar dus heen gaan... Met Nederlandse vmbo’ers... Oef.
V.: Wat de hel? Waarom krijg ik Hyves-uitnodigingen van apen die ik heel niet ken? Heb jij die ook?
N.: Ikke niet. Niemand daar wil mijn vriend zijn.
V.: Ik heb een ‘Jean-Luc’ en een ‘Zwarte Henk’. Wat willen die van me?
N.: Ze willen in een boek van Herman, me dunkt.
V.: Dan moeten ze vroeger opstaan. Allemachtig. Ik zie bij die Jean-Luc en Zwarte Henk ook niemand staan die ik ken.
N.: Heb jij al gegeten? Vertel eens, wat schaftte de pot in huize Schmitz?
V.: Spinazie. Aardappels. Vlees. Rode wijn.
N.: Hoe Nederlands! Met jus ook?
V.: Nooit. NOOIT, hoor je me!
N.: Ah. Lekker hoor.
V.: Wij hebben nooit jus. Wij zijn een jusloos gezin.
N.: Dan eten jullie ook nooit gekookte aardappels zeker?
V.: Nimmer. NIMMER, hoor je me!
N.: Jij bent er ook al zo eentje. Ik HOUD van gekookte aardappels. Van die kruimige.
V.: Ik ook. Maar we eten ze nooit. Elsie heeft er een broertje dood aan.
N.: Met van die dikke jus. Lekker.
V.: Ja, och. Voeren we dit gesprek nu werkelijk?
N.: Net zo makkelijk. Maar goed. Hoe is het in Amsterdam?
V.: Ik heb vandaag Kill Bill 1 & 2 te leen gekregen! Komt het toch nog goed met mij.
N.: Fijn, zeg. Hoewel 1 veel beter is dan 2.
V.: Collega B. vond dat ik ze eindelijk moest zien. En nu gá ik ze eindelijk zien.
N.: Je weet toch nog wel dat ik zo enthousiast was over Uma destijds?
V.: Ja, jij was een Uma-fan. Al wat je heel de dag deed, was een beetje ‘Uma Uma’ voor je uit mompelen.
N.: En dat ik er een recensie over schreef en alles? Draaide ik mijn hand niet voor om.
V.: Het was de tijd dat ik ‘mango mango’ voor me uit mompelde. Ik weet het nog.
N.: Gekke tijden.
V.: Een paar keer een rotte mango kopen en dat gaat wel voorbij.
N.: Een paar keer wat onflatteuze naaktfoto’s zien en het is ook wel wat minder, kan ik je vertellen.
V.: Een beetje zoals die rotte mango’s van mij dus. Wat was er zo onflatteus aan?
N.: Moet ik in details treden? Nee toch, zeker?
V.: Eh. Nee. Alsjeblieft, zeg.
N.: Straks zijn er meisjes die onze seit lezen en denken: ‘Damn, dat heb ik ook. Niels en Vincent zullen dus nooit op mij vallen.’ Met alle gevolgen van dien.
V.: Ja. Dan zijn die meer dan twee jaar ploeteren van ons volstrekt voor niets geweest. Alles in rook op en zo. Overigens: ik vind Johnny Depp nog altijd heel leuk. Nu we het toch over puur-lustgevallen hebben. Ik zag dit weekend Secret Window en Sleepy Hollow. Man!
N.: Jij lag te soppen op de bank.
V.: Ik zat op het puntje van mijn stoel. Ik had mijn driften amper in bedwang.
N.: En dat je later met een vochtig doekje je voorhoofd depte, in de spiegel keek en dacht: ‘Waarom, mijn god, waarom?’
V.: Ja, want vernederend is het wel natuurlijk.
N.: Ik neem aan dat je alleen was?
V.: In mijn hoofd wel, ja.
N.: Je ogen worden dan wat glazig.
V.: Jij kent die blik van me.
N.: Even iets anders. Waar blijft die mail van jou? Die mail die ons brievenboek in werking zet en daarmee het vijfde boek waar ik aan werk gaat worden?
V.: O, ik dacht dat je een echte mail wilde. Een niet-fictieve. Maar een brievenboekmail, dat kan natuurlijk ook. Ware het niet dat ik een totaal incompetente mailer ben geworden. Wie mij mailt, hoort zelden iets terug.
N.: Nu ja, zie maar. Barcelona, man! Wat een stad. Ik woon dus echt 2 minuten van het strand.
V.: Zal ik iets mals vertellen? In de trein zojuist heb ik geleerd hoe je ‘vagina’ en ‘bullshit’ in gebarentaal zegt.
N.: Handig, komt vast wel eens van pas.
V.: Och. Ik houd vooral van het gebaar voor ‘Elvis’.
N.: Kun je me dat uitleggen dan?
V.: Straks, als ik dit gesprek op de seit plaats, doe ik er een link bij. Voor de fans.
N.: Tof.
V.: Maar inderdaad. Wat een stad, dat Barcelona. Als ik me indenk hoe ik, samen met Johnny Depp, door die stad zou flaneren... En dat we dan jou tegenkomen. En dat we met z’n drieën gaan chillen in dat Park Güell van je.
N.: En dat ik jullie de leuke plekjes en bars en cafés en clubs en restaurants laat zien. En ik heb een veel leuker park 10 minuten hiervandaan.
V.: O. Zeg, over de fans, de groupies: hoe vind jij het dat steeds meer commenters alleen maar initialen gebruiken?
N.: Verwarrend. ‘Wie zijn die lui?’ denk ik dan.
V.: Ik denk dat ook. En zelfs: ‘Hoe nu verder?’
N.: Nu ja, zie het als een hommage aan ons. Aan N. en V.
V.: Gisteren zei een meisje me: ‘Je ziet er veel ouder uit. Maar het staat je goed.’
N.: Oef. Hoe oud dan? 45?
V.: 28. Blijkbaar zag ik er een jaar geleden uit als 23 of zo. Nu zie ik eruit als mijn leeftijd. Het komt door die jasjes die ik tegenwoordig draag, denk ik. En door mijn uitzinnige bakkebaarden.
N.: Ja, dat heb ik ook gehad.
V.: Ik zou ze aan elkaar willen knopen. Dus voorlopig laat ik ze groeien.
N.: Misschien moet je zo’n snor nemen die verbonden is met je bakkebaarden. En zo’n klein sikje. En een monocle.
V.: En een stok! Een stok! Ik zou de dandy van letterenland kunnen worden!
N.: Vlinderdasje. Hoge hoed. Vestje. Puntschoenen.
V: O... Ik kom er net achter wie Jean-Luc is. Het is dezelfde als Zwarte Henk, zie ik. Ik ken hem van vroeger. Onder een andere naam, dat begrijp je. We hebben ooit samen saté gegeten in het holst van de nacht.
N.: Avonturen die jij meemaakt!
V.: Ja, ik was nog jeugdig. Er was een meisje bij, dat ook. Ik studeerde met haar. En nu ja, die saté, hè. Holst van de nacht. Je begrijpt me wel.
N.: Ik snap het.
V.: Jij hebt aan een half woord genoeg waar het mij aangaat. Maar ik ga even stoppen nu.
N.: Oké. Mijn ouders zijn net aangekomen vanuit China. Ik ga even met ze praten, je kent me. Op msn.
V.: Msn heeft onze levens een draai gegeven waar je duizelig van wordt.
N.: Pfff. Jij zegt het. O ja, zeg even tegen Herman dat ik écht heb gelachen om zijn laatste roman.
V.: Zo’n boek is het. En hoe vond je mijn rol erin?
N.: Prachtig. Tot tranen geroerd.
V.: Voor minder doe ik het niet. Zeg, hoe zal ik dit stukkie eigenlijk noemen?
N.: ‘Megalomanie kent geen leeftijd’?
V.: Vooruit dan maar.
V.
zondag 25 september 2005
R.A.M.
Mochten jullie je afvragen of ik heel de dag maar stukkies zit te bedenken en te schrijven voor die prachtsite hier: ik heb ook nog gewoon een fulltime baan, hoor, en die baan heb ik bij de Grote Uitgeverij, waar ik hoofd van de afdeling bureauredactie ben, en waar ik redacteur ben van een aantal auteurs die ik stuk voor stuk Jonge Literaire Goden en Godinnen zou willen noemen (zelfs degenen onder hen die niet eens zo heel jeugdig meer zijn). Een van hen kwam op een vrijdagmiddag enkele weken geleden mijn kamer binnen gelopen om met me over zijn nieuwe manuscript te praten, en terwijl hij dat gesprek al was gestart, merkte ik plots de man met de draaiende camera op die achter hem stond. Die man was gewoon bezig ons gesprek te filmen. Toen de camera even uit stond, lichtte de auteur me in: 'Dit is Pieter.' Ik gaf Pieter een hand en vroeg me af hoe mijn haar zat. Hoe mijn voortand erbij stond. Waarom ik me al dagen niet geschoren had. Ik was een beetje overbewust van mezelf nu er in ene een Pieter met een camera op de afdeling stond. Pieter bleek een portret van de auteur te maken voor het tv-programma R.A.M. Toen de camera weer aan stond, zei de auteur tegen Pieter en zijn camera: 'Dit is Vincent. Hij is mijn redacteur.' Ik keek op dat moment een beetje angstig de camera in en murmelde een 'Hoi'. Meer schoot me werkelijk niet te binnen.
Vanavond dus. R.A.M. op Nederland 3. Ik verwacht niet dat ik te zien ben in dat tv-portret, maar een beetje nerveuzig ben ik wel. Overigens: zo'n tv-portret van een Jonge Literaire God zou ik sowieso niet willen missen als ik jullie was.
(Hoewel. Tegelijkertijd is 24 bezig, dat weet ik ook wel. O, de keuzes waarvoor we dagelijks weer geplaatst worden.)
V.
Vanavond dus. R.A.M. op Nederland 3. Ik verwacht niet dat ik te zien ben in dat tv-portret, maar een beetje nerveuzig ben ik wel. Overigens: zo'n tv-portret van een Jonge Literaire God zou ik sowieso niet willen missen als ik jullie was.
(Hoewel. Tegelijkertijd is 24 bezig, dat weet ik ook wel. O, de keuzes waarvoor we dagelijks weer geplaatst worden.)
V.
zaterdag 24 september 2005
WOEDE!
Ik heb jullie hier wel eerder laten weten hoe ik denk over mensen die hun taal verwaarlozen. Ik kan daar níet mee omgaan. Ik kan er heel slecht tegen. Mensen die hun taal verwaarlozen, vinden in mij geen vriend. Gisteravond haalde ik bij het benzinestation dicht bij onze flat een ijsje en een flesje cola light. Ik was me van geen kwaad bewust. Totdat de man bij de kassa de volgende woorden sprak:
'Ach, kijk eens aan. Een ijscootje en een cokie.'
Ik ontstak in woede. Ik sloeg de man knock-out, brak hem alsof hij een twijgje was, spoog op de vloer, stak de zaak in de fik en ging ervandoor, ziedend & briesend & niemand ontziend.
Ik ben het een beetje zat om altijd maar eerst waarschuwingen uit te delen. Ik maak hier de dienst uit.
V.
'Ach, kijk eens aan. Een ijscootje en een cokie.'
Ik ontstak in woede. Ik sloeg de man knock-out, brak hem alsof hij een twijgje was, spoog op de vloer, stak de zaak in de fik en ging ervandoor, ziedend & briesend & niemand ontziend.
Ik ben het een beetje zat om altijd maar eerst waarschuwingen uit te delen. Ik maak hier de dienst uit.
V.
vrijdag 23 september 2005
IK WAS ER OOK NOG
woensdag 21 september 2005
SMS'EN OP DE VROEGE WOENSDAGOCHTEND
Na anderhalve maand lang elke dag dat voddige blaadje Metro uit die groene bakken te hebben gegrabbeld, en elke dag weer te hebben geconstateerd dat collega B. en ik er weer niet in stonden, zag ik het er vandaag dan eindelijk in staan: het artikel over 'koffiecultuur' - zie ook dit stukkie, waarin ik een en ander duidelijker verwoord.
*
V. aan collega B., 7:55 uur:
Hmpf. De Coffee Company-chickies staan op de foto in Metro. Wij niet. Nogmaals: hmpf.
Collega B. aan V., 8:03 uur:
Jezus! En dat flodderige ding erboven! Wat een afknapper...
V. aan collega B., 8:06 uur:
Ik ga nooit meer naar die tent. En o ja, mijn trein rijdt niet. Ik voel een driftaanval opkomen.
Collega B. aan V., 8:09 uur:
O jee! Dat ken ik. Gewoon over je heen laten komen. Succes en tot straks!
*
Wij gaan dus nóóit meer tezaam op de foto. Men bekijkt het maar.
V.
*
V. aan collega B., 7:55 uur:
Hmpf. De Coffee Company-chickies staan op de foto in Metro. Wij niet. Nogmaals: hmpf.
Collega B. aan V., 8:03 uur:
Jezus! En dat flodderige ding erboven! Wat een afknapper...
V. aan collega B., 8:06 uur:
Ik ga nooit meer naar die tent. En o ja, mijn trein rijdt niet. Ik voel een driftaanval opkomen.
Collega B. aan V., 8:09 uur:
O jee! Dat ken ik. Gewoon over je heen laten komen. Succes en tot straks!
*
Wij gaan dus nóóit meer tezaam op de foto. Men bekijkt het maar.
V.
dinsdag 20 september 2005
DON'T LET THE SUN BE THE ONE TO CHANGE YOU, BABY
Gisteravond zaten Elsie en ik op de eerste verdieping, of op het balkon - want zo zul je het ook wel kunnen noemen -, en we zaten in het midden, recht tegenover het podium. Nu ja, niet helemáál recht ertegenover, want precies in het midden had zich een man genesteld die in zijn eentje was gekomen, en die erbij zat alsof niemand zijn streven om precies in het midden te zitten in de weg zou kunnen staan. En inderdaad: Els en ik gingen rechts van hem zitten. Dat mocht de pret echter niet drukken, want het blijft een feit: we zaten op de eerste verdieping, in het midden, tegenover dat verrekte podium.
Dat sms'te ik althans steeds aan mensen, als ze me vroegen waar ik me bevond. Maar Paradiso, want daar waren we, was uitverkocht en stampvol, en het leek er niet op dat ik mijn vrienden werkelijk tegen het lijf zou lopen. Martien stuurde me een sms'je waarin hij me vertelde dat hij 'bij de deur' stond, wat me niets zei, want wat houdt zulks nu in? Dat hij nog buiten staat zonder kaartje? Dat hij wel al binnen is, maar met die nonchalante pose van hem tegen een deur staat te leunen? Nee, dan Jenneke. Die sms'te me gewoon dat ze helemaal vooraan stond, bij de fotograaf, en dat we even konden zwaaien naar elkaar. Nu, dat deden we. Want dat kan allemaal maar in 2005: in een stampvolle concertzaal staan, elkaar lokaliseren met behulp van de mobiele telefoon, en dan maar zwaaien. Hoewel, dat zwaaien, dat kon in - ik zeg maar wat - 1805 natuurlijk ook al.
De eersten die het podium betraden, waren de Shout Out Louds. Zij begonnen meteen maar met dat liedje van ze waar ik steeds zo vrolijk van word, 'Please Please Please'. Het is dat ik althans dát liedje al kende, want anders had ik hun optreden als dezelfde vormeloze bak herrie ervaren als Elsie. Van de zang was amper iets te verstaan en het ging maar door en door en door. En toen, plots, sms'te Martien me dat ik eens naar links moest kijken, en ja hoor, daar stond hij. Hij kwam ons vergezellen tijdens de hoofdact, The Magic Numbers, en schudde af en toe zijn hoofd in ongeloof. 'Zij zijn echt heel groot geworden dit jaar,' zei ik bijvoorbeeld tegen hem. En dan zei hij: 'Maar waarom toch?' En dan keken we weer verder, terwijl Martien zijn 'ben ik hier nu echt?-'blik deed.
The Magic Numbers intussen zagen er vooral heel blij & gelukkig & dankbaar uit. Wat een vrolijke mensen en wat een lieve liedjes, dat. Hun cover van Beyoncés 'Crazy in Love' deugde en ze bleven zelfs vriendelijk toen een of ander dronken chickie het podium beklom om de bandleden te omhelzen, zo nu en dan iets mals in de microfoon te brullen en te dansen alsof het 1999 was. 'Dit is onze eerste stage invasion ooit,' grinnikte de zanger nog. Martien zei: 'Waarom is het eigenlijk The Magic Numbers, en niet The Magical Numbers?' Ik zei dat ik dat niet wist, kreeg een ingeving, en orakelde toen: 'Three is the magic number.' Waarop we, midden in een van die lieve liedjes, een uitweiding over de prachtplaat Three Feet High and Rising van De La Soul begonnen.
Nu, en toen was het voorbij. 'Jij hebt gewoon een pak aan!' sprak Martien toen we opstonden, en ik zei: 'Ja, maar dat is niet vanwege The Magic Numbers, hoor. Dat doe ik omdat het me zo goed staat.' Toen schudde ik hem de hand en strompelde iedereen naar beneden. Het was wel weer leuk geweest zo.
En op Soulseek kan ik dus nergens een Magic Numbers-uitvoering van 'Crazy in Love' vinden. Wel een van Snow Patrol, en dat is ook wat waard.
V.
Dat sms'te ik althans steeds aan mensen, als ze me vroegen waar ik me bevond. Maar Paradiso, want daar waren we, was uitverkocht en stampvol, en het leek er niet op dat ik mijn vrienden werkelijk tegen het lijf zou lopen. Martien stuurde me een sms'je waarin hij me vertelde dat hij 'bij de deur' stond, wat me niets zei, want wat houdt zulks nu in? Dat hij nog buiten staat zonder kaartje? Dat hij wel al binnen is, maar met die nonchalante pose van hem tegen een deur staat te leunen? Nee, dan Jenneke. Die sms'te me gewoon dat ze helemaal vooraan stond, bij de fotograaf, en dat we even konden zwaaien naar elkaar. Nu, dat deden we. Want dat kan allemaal maar in 2005: in een stampvolle concertzaal staan, elkaar lokaliseren met behulp van de mobiele telefoon, en dan maar zwaaien. Hoewel, dat zwaaien, dat kon in - ik zeg maar wat - 1805 natuurlijk ook al.
De eersten die het podium betraden, waren de Shout Out Louds. Zij begonnen meteen maar met dat liedje van ze waar ik steeds zo vrolijk van word, 'Please Please Please'. Het is dat ik althans dát liedje al kende, want anders had ik hun optreden als dezelfde vormeloze bak herrie ervaren als Elsie. Van de zang was amper iets te verstaan en het ging maar door en door en door. En toen, plots, sms'te Martien me dat ik eens naar links moest kijken, en ja hoor, daar stond hij. Hij kwam ons vergezellen tijdens de hoofdact, The Magic Numbers, en schudde af en toe zijn hoofd in ongeloof. 'Zij zijn echt heel groot geworden dit jaar,' zei ik bijvoorbeeld tegen hem. En dan zei hij: 'Maar waarom toch?' En dan keken we weer verder, terwijl Martien zijn 'ben ik hier nu echt?-'blik deed.
The Magic Numbers intussen zagen er vooral heel blij & gelukkig & dankbaar uit. Wat een vrolijke mensen en wat een lieve liedjes, dat. Hun cover van Beyoncés 'Crazy in Love' deugde en ze bleven zelfs vriendelijk toen een of ander dronken chickie het podium beklom om de bandleden te omhelzen, zo nu en dan iets mals in de microfoon te brullen en te dansen alsof het 1999 was. 'Dit is onze eerste stage invasion ooit,' grinnikte de zanger nog. Martien zei: 'Waarom is het eigenlijk The Magic Numbers, en niet The Magical Numbers?' Ik zei dat ik dat niet wist, kreeg een ingeving, en orakelde toen: 'Three is the magic number.' Waarop we, midden in een van die lieve liedjes, een uitweiding over de prachtplaat Three Feet High and Rising van De La Soul begonnen.
Nu, en toen was het voorbij. 'Jij hebt gewoon een pak aan!' sprak Martien toen we opstonden, en ik zei: 'Ja, maar dat is niet vanwege The Magic Numbers, hoor. Dat doe ik omdat het me zo goed staat.' Toen schudde ik hem de hand en strompelde iedereen naar beneden. Het was wel weer leuk geweest zo.
En op Soulseek kan ik dus nergens een Magic Numbers-uitvoering van 'Crazy in Love' vinden. Wel een van Snow Patrol, en dat is ook wat waard.
V.
zondag 18 september 2005
dinsdag 13 september 2005
A DAY IN THE LIFE
Van het weekend was ik op stap in Amsterdam. Eerst moest ik nog een flat laten zien aan iemand. Ik klus zo nu en dan bij als makelaar, moeten jullie weten. Ik liet dat meisje die flat zien zoals alleen ik dat kan. Ik opende deuren, wees op de enorme koelkast, showde het balkon (‘Hier heb je de hele dag zon. En als je wat plastic of riet rondom die spijlen monteert dan kan je hier gewoon nakende liggen.’), demonsteerde de parlofoon en vervolgens stonden we al weer buiten. Het regende lichtjes, maar het was vooral benauwd en drukkend.
Vervolgens ging de tocht naar Perdu waar de prachtbundel ‘De Vloeibare Jongen’ van goede vriend Thomas Möhlmann gepresenteerd zou worden. Voor de deur troffen S. en ik al vriendin J. Routinieus ging ik naar binnen en zei tegen het meisje dat bij de gaderobe stond, dat wij op de lijst stonden. (‘Ik sta op de lijst,’ zei ik. Ik vind dat een ontzettend leuk zinnetje en ik zeg hem graag en vaak, ook als ik niet op de lijst sta.) Binnen was het reeds een drukte van belang. Druk en warm en met rood licht en midden in die warme, rode drukte stond een andere vriendin J. Perdu zelve was vol met dichters en schrijvers en muzikanten en ander literair volk. Er waren voordrachten en optredens en muziek en cadeaus. Ik denk vooral dat Thomas Heel Erg Blij en Trots was. Dat hij alle prijzen wint die er bestaan.
Daarna ging het naar het Amsterdamse dj-café TWSTD. Binnengekomen stelden we teleurgesteld vast dat er slechts een of andere vijfderangs plaatjesdraaier zijn ding stond te doen, maar dat mocht de pret niet drukken. Vriend M. kwam ook langs en daarna vriendin S. en wij dronken biertjes en gaven namen aan het bij tijd en wijle afschuwelijke volk dat rond aan het drentelen was. (‘Die vrouw daar, die is minstens 70,’ zei ik tegen M. ‘Laten we haar Willemijn noemen,’ stelde hij voor.)
S. werd nog aangesproken door één of andere papzak die vroeger in haar klas zat. Hij was daar om ‘zijn drankje’ te ‘promoten’. Interesse veinzend vroegen we om wat voor een drankje het ging. ‘T-shot,’ zo zei hij, ‘gelatine met alcohol.’ Denk je dat die aap vervolgens wat boven haalde om aan ons te laten proeven? Welnee! ‘Bestel het maar aan de bar,’ sprak dat mannetje. Vervolgens wilde hij ook nog S. haar telefoonnummer. Of e-mailadres. Hij gaf zijn foon aan haar en liep weg. Het was een mooie foon. ‘Zullen we gewoon wegrennen?’ opperde ik. S. drukte wat nietszeggende shit in en gaf de foon terug. De loser controleerde niet eens wat ze had ingevoerd, zo’n sukkel was het wel. Niet veel later kwam Big Brother-presentatrice Bridget Maasland ook nog langs, en dat was voor ons wel een reden om te vertrekken.
Morgen wellicht meer. Dan: hoe het afliep met het friet-ei, een expeditie naar de IJbrouwerij, wat er voorviel op de stoep bij Lux en Weber, hoe punkers het Leidseplein overnamen, de katten van K., het nakende vertrek en wie ik vrijdag tref in Nitsa tijdens de sets van ADA en Dominik Eulberg. Of geen van dit al.
N.
Vervolgens ging de tocht naar Perdu waar de prachtbundel ‘De Vloeibare Jongen’ van goede vriend Thomas Möhlmann gepresenteerd zou worden. Voor de deur troffen S. en ik al vriendin J. Routinieus ging ik naar binnen en zei tegen het meisje dat bij de gaderobe stond, dat wij op de lijst stonden. (‘Ik sta op de lijst,’ zei ik. Ik vind dat een ontzettend leuk zinnetje en ik zeg hem graag en vaak, ook als ik niet op de lijst sta.) Binnen was het reeds een drukte van belang. Druk en warm en met rood licht en midden in die warme, rode drukte stond een andere vriendin J. Perdu zelve was vol met dichters en schrijvers en muzikanten en ander literair volk. Er waren voordrachten en optredens en muziek en cadeaus. Ik denk vooral dat Thomas Heel Erg Blij en Trots was. Dat hij alle prijzen wint die er bestaan.
Daarna ging het naar het Amsterdamse dj-café TWSTD. Binnengekomen stelden we teleurgesteld vast dat er slechts een of andere vijfderangs plaatjesdraaier zijn ding stond te doen, maar dat mocht de pret niet drukken. Vriend M. kwam ook langs en daarna vriendin S. en wij dronken biertjes en gaven namen aan het bij tijd en wijle afschuwelijke volk dat rond aan het drentelen was. (‘Die vrouw daar, die is minstens 70,’ zei ik tegen M. ‘Laten we haar Willemijn noemen,’ stelde hij voor.)
S. werd nog aangesproken door één of andere papzak die vroeger in haar klas zat. Hij was daar om ‘zijn drankje’ te ‘promoten’. Interesse veinzend vroegen we om wat voor een drankje het ging. ‘T-shot,’ zo zei hij, ‘gelatine met alcohol.’ Denk je dat die aap vervolgens wat boven haalde om aan ons te laten proeven? Welnee! ‘Bestel het maar aan de bar,’ sprak dat mannetje. Vervolgens wilde hij ook nog S. haar telefoonnummer. Of e-mailadres. Hij gaf zijn foon aan haar en liep weg. Het was een mooie foon. ‘Zullen we gewoon wegrennen?’ opperde ik. S. drukte wat nietszeggende shit in en gaf de foon terug. De loser controleerde niet eens wat ze had ingevoerd, zo’n sukkel was het wel. Niet veel later kwam Big Brother-presentatrice Bridget Maasland ook nog langs, en dat was voor ons wel een reden om te vertrekken.
Morgen wellicht meer. Dan: hoe het afliep met het friet-ei, een expeditie naar de IJbrouwerij, wat er voorviel op de stoep bij Lux en Weber, hoe punkers het Leidseplein overnamen, de katten van K., het nakende vertrek en wie ik vrijdag tref in Nitsa tijdens de sets van ADA en Dominik Eulberg. Of geen van dit al.
N.
maandag 12 september 2005
DINGEN WAAR IK EEN BROERTJE DOOD AAN HEB
1. 's Nachts om halfdrie wakker schrikken, zomaar, om niets, en dan een hele tijd liggen woelen en tobben.
2. Gemoedswisselingen.
3. De zwerm vliegjes die in de lucht hangt op een bepaald punt tussen de bushalte en de flat waar ik woon.
4. Msn niet op kunnen komen (zoals op dit moment).
5. Tassen die zomaar kapotgaan.
V.
2. Gemoedswisselingen.
3. De zwerm vliegjes die in de lucht hangt op een bepaald punt tussen de bushalte en de flat waar ik woon.
4. Msn niet op kunnen komen (zoals op dit moment).
5. Tassen die zomaar kapotgaan.
V.
zondag 11 september 2005
DEBUUTBUNDEL
Om een en ander even uiterst beknopt samen te vatten: Thomas Möhlmann en ik begonnen in 1994 tegelijk aan onze studie Nederlands in Amsterdam. Later werd ik hoofdredacteur van het weergaloze, inmiddels mythische literaire tijdschrift Nymph en stuurde Thomas elk jaar enkele verzen in voor het juninummer. De Nymph-redactie bekeek alle ingezonden kopij altijd heel kritisch, zoals dat gaat, maar ja hoor: elk juninummer weer plaatsten we een aantal van Thomas' prachtgedichten. Daar móest haast wel een indrukwekkende debuutbundel van komen. Eens. Ooit. Later. Het werd Thomas ook vaak gevraagd. 'Waar blijft die debuutbundel verdorie?' vroegen we dan bijvoorbeeld. En dan antwoordde hij dat die er heus wel kwam. Als de tijd juist was.
Wel, de tijd ís juist. Afgelopen vrijdagavond werd De vloeibare jongen gepresenteerd in Perdu te Amsterdam. Ik was daar niet bij, ik had een ander feestje, maar laat ik jullie alsnog even wijzen op deze feestelijke gebeurtenis. De vloeibare jongen! Nu in de boekhandel! Leve Thomas Möhlmann!
V.
Wel, de tijd ís juist. Afgelopen vrijdagavond werd De vloeibare jongen gepresenteerd in Perdu te Amsterdam. Ik was daar niet bij, ik had een ander feestje, maar laat ik jullie alsnog even wijzen op deze feestelijke gebeurtenis. De vloeibare jongen! Nu in de boekhandel! Leve Thomas Möhlmann!
V.
UITDAGING
Gisteravond bevond ik me op een huiskamerfestijn met zo'n 15 mensen, van wie er 3 Nederlands spreken, onder wie ikzelve. Af en toe kwam er een Nederlands woord voorbij, en vooral het woord lekker blijkt een reden tot veel hilariteit.
Maar, zo vroeg ik me af, waaraan verdient Scheveningen zijn faam als totaal onuitspreekbare Nederlandse naam? Vormt 's-Gravenhage geen veel grotere uitdaging?
Nu ja. Ik peins wat af.
V.
Maar, zo vroeg ik me af, waaraan verdient Scheveningen zijn faam als totaal onuitspreekbare Nederlandse naam? Vormt 's-Gravenhage geen veel grotere uitdaging?
Nu ja. Ik peins wat af.
V.
zaterdag 10 september 2005
REISJE NAAR GENT
Toen ik gistermiddag in Antwerpen Berchem de trein uit wilde stappen, moest ik eerst langs een onsmakelijke conducteur zien te komen die zichzelve overvloedig had besprenkeld met een eau de toilette van een merk dat vermoedelijk de naam Ontbindend Kadaver draagt – niet bepaald mijn favoriete luchtje. En ik wás al zo humeurig. Wat zeg ik? Humeurig? Het was feitelijk heel knap dat ik telkens in een trein belandde en niet ervoor, zo humeurig was ik. Ik schreef hier een paar dagen geleden al dat ik die hitte echt zat ben, en dat er herfst moet komen, maar de hitte laat zich niet verdrijven. Ze was gisteren aanweziger dan ooit. En tijdens die verzengende treinreis naar Gent (waar ik uiteindelijk heen moest) droeg ik te veel tassen bij me en zat ik inwendig te mokken omdat ik die avond alleen in een hotelkamer moest overnachten. Want allenig in een hotelkamer overnachten, van dat idee alleen al krijg ik weltschmerzgedachten, en ook komt er veel ‘och wee’ en ‘waarom ik?’ en ‘laat het allemaal snel voorbij zijn’ bij kijken. Nu, de stemming zat er goed in gistermiddag.
Terwijl het ’s ochtends allemaal zo voorspoedig was begonnen. Toen ik in de tandartsstoel lag, waar de tandarts mijn ene voortand eens nader onderzocht. Die tand, ik kan het jullie nu wel vertellen, verkleurde de laatste maanden een beetje. De blauwige streep die ik regelmatig waarnam, bleek achtergebleven cement te zijn van een wortelkanaalbehandeling van eerder dit jaar. Cement? dacht ik even. Hoe zullen we het nu hebben? Nu ja, de boel werd gerepareerd en gebleekt, en nu moet ik elke dag kritisch kijken of mijn tand niet té bleek wordt. Zodra ik tevreden ben, moet ik meteen terug, en dan wordt de voorlopige vulling veranderd in een definitieve. Joechei. Ik glimlach weer als een dolle. Behalve als ik met dit klamme rotweer een rottrein in moet met allemaal rottige tassen en een rothumeur. Dan is mijn glimlach ver te zoeken.
Ik kwam tegen vijven aan in mijn Gentse hotelkamer. Ik betrad de badkamer en zag mezelf in de spiegel. Ik dacht toen: jij gaat hier dus vannacht in je eentje slapen, sukkel. Loser. Dwaas. Aap. Want ik kan heel kritisch zijn als het om mijn aanblik in spiegels in vreemde hotelkamers gaat. Uit de tassen haalde ik wat spullen die ik die avond gerust kon missen, ik verkende de kamer een beetje, en vond een klein notitieblok met de hotelnaam erop. Ik overwoog nog: zal ik eens iemand een brief schrijven? Maar er kwam natuurlijk niets van. Ik had wel zin om een brief te schrijven, maar niet om die dan ook nog eens op te sturen. Ik had een beetje medelijden met mijzelf gistermiddag. Want dat gebeurt soms. Vooral als het te warm is en ik alleen op een hotelkamer zit. (Jullie zien: ik wil graag volstrekt duidelijk zijn over mijn erbarmelijke toestand.) Ik voorspelde: vanavond kom ik hier terug en dan ga ik de meubels eens even heel anders rangschikken. Ze doormidden hakken of er een paar het raam uit kukelen bijvoorbeeld.
Maar toen! Nu ja, toen ging ik op pad. Ik ging er het beste van maken. Er viel namelijk iets te vieren. Gisteravond zou Het spook van Toetegaai, de nieuwe prachtroman van de Vlaamse schrijver, gepresenteerd worden. (Overigens: koop dat boek eens!) We verzamelden ons bij de Vlaamse schrijver thuis, en vandaar gingen we naar het restaurant, waar mijn humeur er met sprongen op vooruitging. Die karaf rode wijn kon niet vroeg genoeg komen. Wel dacht ik heel de tijd: zou het goed gaan met de voorlopige vulling in mijn ene voortand? Maar dat ging het.
De presentatieruimte was een enorme lege hal met een bar, wat stoelen, enkele tafels en een podium. Wat een hippe ruimte, dacht ik toen ik er naar binnen liep, en ik pakte er meteen mijn hippe pose, mijn hippe loopje en mijn hippe handgebaren bij. Ik was zowaar in goeden doen. Ik haalde een glas wijn, ik maakte kennis met frisse, nieuwe mensen, ik haalde een glas wijn, ik maakte een praatje met een Vlaamse coryfee, ik schudde handen, ik haalde een glas wijn, ik belde even mijn echtgenote (die gewoon niet opnam), ik zette mijn beste beentje voor... ja hoor, mij kun je goed gebruiken op zo’n festijn. Na het spektakel (een voordracht over de roman zelf, wat klassieke muziek op cello en piano, en een dankwoord van de Vlaamse schrijver) begon er een dj te draaien en raakte ik in gesprek met een zeventienjarige jongen die het toneel op wilde (‘Altijd doen,’ moedigde ik aan), vroeg iemand me of ik een neerlandicus ben (‘Ja, maar dat is toeval, hoor,’ mompelde ik), en verbaasde ik me over de verplaatsbare toiletten die zich in de tuin bevonden. Ik was nog met iemand aan het praten toen collega Jochem de ruimte betrad en ik zei: ‘Kijk, het is collega Jochem!’ Ik stormde op hem af als nooit tevoren. De boeken die hij meebracht, lieten we signeren door de Vlaamse schrijver. Ik propte ze vervolgens in mijn tas, waarbij de rits het begaf. ‘Moet je zien,’ zei ik tegen collega Jochem, ‘ik maak hier zomaar mijn tas stuk.’ ‘Ja,’ troostte hij me, ‘die krijg je niet meer goed ook. Die is echt kapot.’
En toen was er ineens een moment waarop ik – al mijn remmingen waren nu weg – een van de zangers van het vroegere Soulsister aansprak met de woorden: ‘Zeg, nu ik jou hier toch zie: een van mijn eerst gekochte singles was een liedje van jou.’ Nu, daar kwam nog een Goed Gesprek van, waarin we bijvoorbeeld om en om een liedje van het Witte Album van The Beatles noemden en keken wie het eerst niets meer wist te zeggen. Het was al een stuk rustiger in de presentatieruimte en ik bevond me inmiddels op het punt waarop ik iedereen lief vond en waarop ik dacht: ik zou gerust een dansje willen wagen, maar zo in mijn eentje wordt dat een potsierlijke bedoening. Ik had, zo blijkt wel, mijn einde-der-tijden-houding van die middag volledig van me af geworpen. Dat het nu wel heel gezellig werd, bleek wel uit mijn onverwachte vraag aan de Vlaamse schrijver: ‘Zeg, Herman, kijk eens naar mijn ene voortand. Is die nu al lichter dan de tanden eromheen?’ Nadat hij me gerustgesteld had, was het langzamerhand tijd om naar het café te gaan.
En zo belandden we, hopsakee, in dat café. Ik zat er in een kring met onder anderen de Vlaamse schrijver, zijn vrouw, twee Vlaamse zangers, een Vlaamse Big Brother-deelnemer, een Nederlandse cellist, een Vlaamse pianiste, een Vlaamse striptekenaar en een Vlaamse tv-persoonlijkheid. Wat een leuke, aangename avond was het al met al toch nog geworden. Zó leuk en aangenaam zelfs dat ik toen ik tegen tweeën mijn hotelkamer betrad, afzag van mijn eerdere destructieve plannen en bijna meteen in slaap viel. Ik overwoog - wederom - eerst nog even een brief te schrijven, want dat notitieblok lag er nog altijd zo uitnodigend bij, maar ik moest wel even lachen toen ik zag hoe mijn handschrift er inmiddels aan toe was.
Om acht uur werd ik al wakker. Ik was weer eens vergeten de gordijnen te sluiten. (Wat ik nogal eens doe.) Ik keek de kamer rond en constateerde tevreden dat alles keurig op zijn plaats stond. Wat is me dat allemaal weer meegevallen, zou ik tegen mezelf hebben gezegd als ik zo iemand was die tegen zichzelf praat.
V.
Terwijl het ’s ochtends allemaal zo voorspoedig was begonnen. Toen ik in de tandartsstoel lag, waar de tandarts mijn ene voortand eens nader onderzocht. Die tand, ik kan het jullie nu wel vertellen, verkleurde de laatste maanden een beetje. De blauwige streep die ik regelmatig waarnam, bleek achtergebleven cement te zijn van een wortelkanaalbehandeling van eerder dit jaar. Cement? dacht ik even. Hoe zullen we het nu hebben? Nu ja, de boel werd gerepareerd en gebleekt, en nu moet ik elke dag kritisch kijken of mijn tand niet té bleek wordt. Zodra ik tevreden ben, moet ik meteen terug, en dan wordt de voorlopige vulling veranderd in een definitieve. Joechei. Ik glimlach weer als een dolle. Behalve als ik met dit klamme rotweer een rottrein in moet met allemaal rottige tassen en een rothumeur. Dan is mijn glimlach ver te zoeken.
Ik kwam tegen vijven aan in mijn Gentse hotelkamer. Ik betrad de badkamer en zag mezelf in de spiegel. Ik dacht toen: jij gaat hier dus vannacht in je eentje slapen, sukkel. Loser. Dwaas. Aap. Want ik kan heel kritisch zijn als het om mijn aanblik in spiegels in vreemde hotelkamers gaat. Uit de tassen haalde ik wat spullen die ik die avond gerust kon missen, ik verkende de kamer een beetje, en vond een klein notitieblok met de hotelnaam erop. Ik overwoog nog: zal ik eens iemand een brief schrijven? Maar er kwam natuurlijk niets van. Ik had wel zin om een brief te schrijven, maar niet om die dan ook nog eens op te sturen. Ik had een beetje medelijden met mijzelf gistermiddag. Want dat gebeurt soms. Vooral als het te warm is en ik alleen op een hotelkamer zit. (Jullie zien: ik wil graag volstrekt duidelijk zijn over mijn erbarmelijke toestand.) Ik voorspelde: vanavond kom ik hier terug en dan ga ik de meubels eens even heel anders rangschikken. Ze doormidden hakken of er een paar het raam uit kukelen bijvoorbeeld.
Maar toen! Nu ja, toen ging ik op pad. Ik ging er het beste van maken. Er viel namelijk iets te vieren. Gisteravond zou Het spook van Toetegaai, de nieuwe prachtroman van de Vlaamse schrijver, gepresenteerd worden. (Overigens: koop dat boek eens!) We verzamelden ons bij de Vlaamse schrijver thuis, en vandaar gingen we naar het restaurant, waar mijn humeur er met sprongen op vooruitging. Die karaf rode wijn kon niet vroeg genoeg komen. Wel dacht ik heel de tijd: zou het goed gaan met de voorlopige vulling in mijn ene voortand? Maar dat ging het.
De presentatieruimte was een enorme lege hal met een bar, wat stoelen, enkele tafels en een podium. Wat een hippe ruimte, dacht ik toen ik er naar binnen liep, en ik pakte er meteen mijn hippe pose, mijn hippe loopje en mijn hippe handgebaren bij. Ik was zowaar in goeden doen. Ik haalde een glas wijn, ik maakte kennis met frisse, nieuwe mensen, ik haalde een glas wijn, ik maakte een praatje met een Vlaamse coryfee, ik schudde handen, ik haalde een glas wijn, ik belde even mijn echtgenote (die gewoon niet opnam), ik zette mijn beste beentje voor... ja hoor, mij kun je goed gebruiken op zo’n festijn. Na het spektakel (een voordracht over de roman zelf, wat klassieke muziek op cello en piano, en een dankwoord van de Vlaamse schrijver) begon er een dj te draaien en raakte ik in gesprek met een zeventienjarige jongen die het toneel op wilde (‘Altijd doen,’ moedigde ik aan), vroeg iemand me of ik een neerlandicus ben (‘Ja, maar dat is toeval, hoor,’ mompelde ik), en verbaasde ik me over de verplaatsbare toiletten die zich in de tuin bevonden. Ik was nog met iemand aan het praten toen collega Jochem de ruimte betrad en ik zei: ‘Kijk, het is collega Jochem!’ Ik stormde op hem af als nooit tevoren. De boeken die hij meebracht, lieten we signeren door de Vlaamse schrijver. Ik propte ze vervolgens in mijn tas, waarbij de rits het begaf. ‘Moet je zien,’ zei ik tegen collega Jochem, ‘ik maak hier zomaar mijn tas stuk.’ ‘Ja,’ troostte hij me, ‘die krijg je niet meer goed ook. Die is echt kapot.’
En toen was er ineens een moment waarop ik – al mijn remmingen waren nu weg – een van de zangers van het vroegere Soulsister aansprak met de woorden: ‘Zeg, nu ik jou hier toch zie: een van mijn eerst gekochte singles was een liedje van jou.’ Nu, daar kwam nog een Goed Gesprek van, waarin we bijvoorbeeld om en om een liedje van het Witte Album van The Beatles noemden en keken wie het eerst niets meer wist te zeggen. Het was al een stuk rustiger in de presentatieruimte en ik bevond me inmiddels op het punt waarop ik iedereen lief vond en waarop ik dacht: ik zou gerust een dansje willen wagen, maar zo in mijn eentje wordt dat een potsierlijke bedoening. Ik had, zo blijkt wel, mijn einde-der-tijden-houding van die middag volledig van me af geworpen. Dat het nu wel heel gezellig werd, bleek wel uit mijn onverwachte vraag aan de Vlaamse schrijver: ‘Zeg, Herman, kijk eens naar mijn ene voortand. Is die nu al lichter dan de tanden eromheen?’ Nadat hij me gerustgesteld had, was het langzamerhand tijd om naar het café te gaan.
En zo belandden we, hopsakee, in dat café. Ik zat er in een kring met onder anderen de Vlaamse schrijver, zijn vrouw, twee Vlaamse zangers, een Vlaamse Big Brother-deelnemer, een Nederlandse cellist, een Vlaamse pianiste, een Vlaamse striptekenaar en een Vlaamse tv-persoonlijkheid. Wat een leuke, aangename avond was het al met al toch nog geworden. Zó leuk en aangenaam zelfs dat ik toen ik tegen tweeën mijn hotelkamer betrad, afzag van mijn eerdere destructieve plannen en bijna meteen in slaap viel. Ik overwoog - wederom - eerst nog even een brief te schrijven, want dat notitieblok lag er nog altijd zo uitnodigend bij, maar ik moest wel even lachen toen ik zag hoe mijn handschrift er inmiddels aan toe was.
Om acht uur werd ik al wakker. Ik was weer eens vergeten de gordijnen te sluiten. (Wat ik nogal eens doe.) Ik keek de kamer rond en constateerde tevreden dat alles keurig op zijn plaats stond. Wat is me dat allemaal weer meegevallen, zou ik tegen mezelf hebben gezegd als ik zo iemand was die tegen zichzelf praat.
V.
donderdag 8 september 2005
WOLF!
Ik vind Wolf Blitzer een Heel Stoere Naam. Soms zap ik voorbij CNN, en als ik Wolf Blitzer zie, blijf ik hangen. Want dan wil ik heel vaak zijn naam zeggen. En 'Wolf Blitzer' zeggen zonder Wolf Blitzer te zien, is niet hetzelfde. Als de camera even iemand anders in beeld neemt, of gewoon even afdwaalt, en dan weer terug naar Wolf gaat, ja hoor, dan zeg ik het weer. 'Wolf Blitzer!'
Ik zou best Wolf Blitzer willen heten. Ik zou heel de dag mijn eigen naam zeggen, op het gênante af. Ik zou bijvoorbeeld heel veel mensen bellen, opdat ik zo vaak mogelijk kon zeggen: 'Met Wolf Blitzer.' En ook: 'Ja, Wolf Blitzer hier.' En misschien, als de telefoon van een collega overging, zou ik tegen die collega zeggen: 'Laat mij je telefoon maar opnemen.' En dan, hopsakee, naar die telefoon rennen en zeggen: 'Dit is het toestel van X, maar u spreekt met Wolf Blitzer.'
En als ik dan toch bezig ben: ik denk er ook altijd een uitroepteken en een gong bij. Als ik 'Wolf Blitzer' zeg.
Mij mankeert misschien wel veel meer dan jullie denken.
V.
Ik zou best Wolf Blitzer willen heten. Ik zou heel de dag mijn eigen naam zeggen, op het gênante af. Ik zou bijvoorbeeld heel veel mensen bellen, opdat ik zo vaak mogelijk kon zeggen: 'Met Wolf Blitzer.' En ook: 'Ja, Wolf Blitzer hier.' En misschien, als de telefoon van een collega overging, zou ik tegen die collega zeggen: 'Laat mij je telefoon maar opnemen.' En dan, hopsakee, naar die telefoon rennen en zeggen: 'Dit is het toestel van X, maar u spreekt met Wolf Blitzer.'
En als ik dan toch bezig ben: ik denk er ook altijd een uitroepteken en een gong bij. Als ik 'Wolf Blitzer' zeg.
Mij mankeert misschien wel veel meer dan jullie denken.
V.
dinsdag 6 september 2005
THIS IS A WASTELAND NOW
...en het lied van de dag is 'The Light Will Stay On' van The Walkabouts. Ik hoorde het vroeger vaak op de radio. En toen vergat ik het. Het verdween naar de achtergrond zoals zo vele andere mooie liederen. Ik was het even kwijt. Gisteren luisterde ik het voor het eerst in jaren en nu zit het heel de dag in mijn hoofd. Het bevat ware woorden als 'one for your sorrow, two for your sweat / three for the strange things we never forget / and long after we're gone, the light will stay on / and long after we're safe, the lights will not fade...', maar dat ter zijde. (En het ligt natuurlijk weer eens aan mij, maar ik versta dus echt lights in dat liedje, en niet light. Goed. En weer verder.)
...en soms vraag ik me af: waarom een weblog hebben als er nooit iets te vertellen valt? Ik bedenk heel de tijd onderwerpen, en meteen daarop bedenk ik: loop toch een eind heen met je inwisselbare flutstukkies, je nepmetaforen, je narcisme, je gekunstelde zinnen. Laat het rusten.
...en op de bureauredactie van de Grote Uitgeverij werd het vanmiddag drukkend warm. Het werd warmer dan we hebben konden, en het werd drukkender dan goed voor ons was. Er was sprake van een onaangename broeierigheid. Collega B. en ik hadden het helemaal gehad met die klamme, kleffe, onfrisse hitte die over de burelen hing en die ons elke keer dat we de kamer betraden als een moker neersloeg. Ja, werd het verdorie niet eens tijd voor regen? Weg met die rotzomer.
...en ik besloot dat ik klaar was voor de herfst. Laat het maar losbarsten. Laat het woeden & razen & donderen & regenen. Laten er kikkers uit de hemelen storten.
V.
...en soms vraag ik me af: waarom een weblog hebben als er nooit iets te vertellen valt? Ik bedenk heel de tijd onderwerpen, en meteen daarop bedenk ik: loop toch een eind heen met je inwisselbare flutstukkies, je nepmetaforen, je narcisme, je gekunstelde zinnen. Laat het rusten.
...en op de bureauredactie van de Grote Uitgeverij werd het vanmiddag drukkend warm. Het werd warmer dan we hebben konden, en het werd drukkender dan goed voor ons was. Er was sprake van een onaangename broeierigheid. Collega B. en ik hadden het helemaal gehad met die klamme, kleffe, onfrisse hitte die over de burelen hing en die ons elke keer dat we de kamer betraden als een moker neersloeg. Ja, werd het verdorie niet eens tijd voor regen? Weg met die rotzomer.
...en ik besloot dat ik klaar was voor de herfst. Laat het maar losbarsten. Laat het woeden & razen & donderen & regenen. Laten er kikkers uit de hemelen storten.
V.
zaterdag 3 september 2005
AANKONDIGING
Ik weet dat het hier de laatste tijd wat stiller en rustiger is dan jullie van ons gewend zijn, en dat we verontrustend vaak onze toevlucht nemen tot bewerkte msn-conversaties (overigens, aan die ene commenter: ja hoor, wij zijn narcisten - we zijn zelfs zo narcistisch dat we alleen onze eigen site lezen, makker), maar ik zeg jullie: morgen, en anders uiterlijk overmorgen, schrijf ik hier stukkies die je de schellen van de ogen doen vallen. Of, zoals Janwillem, De Zoon Die Ik... (ja ja, nu weten jullie het wel), pas stamelde: 'Vince, dan vallen de schillen je van je oren. Of zoiets.'
Ik heb hier een notitieblok liggen. En een pen. En elke keer dat me een onderwerp te binnen schiet om over te schrijven op deze prachtsite, noteer ik wat steekwoorden op dat notitieblok. Met die pen. Ik heb er nu zes steekwoorden staan. Straks gooi ik die zes steekwoorden in een hoge hoed (nu ja, niet letterlijk natuurlijk, want dan moet ik eerst dat stuk papier aan reepjes scheuren, en die reepjes vervolgens in een hoge hoed gooien, en, wel drommel, waar haal ik zo snel een hoge hoed vandaan?), en dan laat ik een willekeurige voorbijganger een woord uit die hoge hoed vissen, en dan kijken we weer verder.
Nu, over die stukjes papier, die steekwoorden, die voorbijganger en die hoge hoed, daarover zal mijn volgende stukkie gaan.
Ik kan jullie ook alles wijsmaken.
V.
Ik heb hier een notitieblok liggen. En een pen. En elke keer dat me een onderwerp te binnen schiet om over te schrijven op deze prachtsite, noteer ik wat steekwoorden op dat notitieblok. Met die pen. Ik heb er nu zes steekwoorden staan. Straks gooi ik die zes steekwoorden in een hoge hoed (nu ja, niet letterlijk natuurlijk, want dan moet ik eerst dat stuk papier aan reepjes scheuren, en die reepjes vervolgens in een hoge hoed gooien, en, wel drommel, waar haal ik zo snel een hoge hoed vandaan?), en dan laat ik een willekeurige voorbijganger een woord uit die hoge hoed vissen, en dan kijken we weer verder.
Nu, over die stukjes papier, die steekwoorden, die voorbijganger en die hoge hoed, daarover zal mijn volgende stukkie gaan.
Ik kan jullie ook alles wijsmaken.
V.
donderdag 1 september 2005
TOBY AMIES WAS EEN HELD
N: Negert!
V: Ha! Jij hebt zo een vrijgezellenfeestje toch?
N: Ach, feestje... zuipen met z'n allen.
V: En wanneer is het huwelijk dan?
N: Zaterdag.
V: Ah. O, ons bezoekersrecord is afgelopen maand verbroken!
N: Zo!
V: Nu, vertel me iets dan. (Overigens: mijn Simon & Garfunkel-cd is terug! Hij stond op de plaats van The Waxwings.)
N: (Fijn!) Tja. Ik kocht vandaag een T-shirt van 130 euro. Maar ik betaalde er slechts 25 voor.
V: Zo zo. Ik ga 19/9 naar The Magic Numbers en de Shout Out Louds.
N: Leuk, hoor. Kijk jij Big Brother?
V: Neen. Ik ben nu 28. Ik heb geen tijd voor kinderachtige spelletjes. Jij?
N: Ha. Soms. Wat een onzin, zeg.
V: En de chickies?
N: Ja, wel chickies. Maar vervelend!
V: Nare chickies?
N: En dat hele Talpa! Mijn bek viel open toen ik een serie zag: Samen. De horror! De tenenkrommendheid! En dan dat Harmke Pijpers daar in ene zit!
V: Ik kan het me niet eens voorstellen, denk ik. Presenteert Winston G. niet ongeveer elk programma daar?
N: Die gast moet kapot, zoveel is duidelijk.
V: Winston? Van mij hoeft hij niet kapot, hoor. Ik zou wel iets minder met hem geconfronteerd willen worden. Heb je die trui van hem gezien?
N: Nee, man. Ik dacht dat jij een foto daarvan zou maken.
V: Jij denkt wel meer van mij.
N: Dat programma, Thuis, oei.
V: Jij bent hier net en je kent al de hele Talpa-show! Ik heb nog altijd niets gezien van ze. Ik wacht tot ze een keer een hippe film uitzenden. Dan ben ik erbij.
N: Ik ben erdoor gefascineerd. Ook omdat ik 7 weken geen tv heb gezien.
V: Ik mag niet meer 'hip' schrijven van die ene commenter. Zag je dat pas?
N: Ja, wat was dat voor een aap?
V: Een niet zo hippe.
N: Een of andere rochelende ouwe hippie. Dood aan hippies, trouwens, wat jij?
V: Ja, dat moest maar eens afgelopen zijn. Hebben ze je weer belaagd?
N: Langharig, werkschuw tuig.
V: Pas zag ik er nog een lopen. Ik dacht toen: jij boft dat Niels hier niet is.
N: Over langharig tuig gesproken: heb je die clip van Nickelback gezien? ‘Photograph’? Als die erop komt kun je me opvegen.
V: Een cover van het oude Ringo Starr-lied? Nee toch?
N: Nee, het is een soort ‘autobigrafisch’ relaas van het ergste soort.
V: Is die zanger nog altijd dezelfde?
N: Ja, die zanger is nog altijd De Man zonder Charisma.
V: Romeo van Veronica is dat al. Of van Yorin. Nu ja, die ene zonder charisma.
N: Ja ja. Yorin heet in ene RTL7!
V: Ja, zo heet het. Ik heb even de tekst van Nickelback opgezocht. Het refrein is, zo zie ik hier, 'oh oh oh oh God I'.
N: Drop die link eens.
V: http://www.letssingit.com/?/topic-129517-1.html
N: Oh man, die tekst is nóg erger als ik hem lees... Ik lig hier op de grónd...
V: Waar gaan we morgen eigenlijk lunchen?
N: Wat denk jij dan? Ik heb het Meisje met de Vreselijke Stem gemist, man.
V: Ja, ik hoor haar soms 's nachts als ik een nare droom heb.
N: Zo gaan die dingen.
V: Als ik dit gesprek post, hangen er in die lunchgelegenheid morgen heel de tijd groupies van ons rond.
N: Dat zou zomaar kunnen. Met camera's. En dan zetten ze ons op www.vipspot.nl.
V: De werelddominantie binnen handbereik.
N: Of hoe heet die achterlijke site? www.vipspotting.nl?
V: Wat te denken van Hyves? Wordt dat nu wat? Janneke is er wel enthousiast over.
N: Ach, neen. Heb jij ooit wat gedaan met je Friendster-account? Met je Orkut-account?
V: Nimmer. Nimmer!
N: Ik ook niet. Ik had daar beroemde mensen in staan.
V: Christopher Walken? Louis van Gaal? Ali B?
N: Toby Amies. Alle Strokes.
V: Toby! Ik viel vroeger op hem, geloof ik. Alles in het nette, hoor. Wat een stoere jongen was dat.
N: Wie niet? Tegenwoordig is hij Oud en Alleen.
V: Zijn interview met die Sex Pistol! Wat een show.
N: Wilde ik net zeggen! Man, dat was zo goed. ‘Would you like a smack in your face?’ ‘Not very much, thank you!’
V: Ha. Ja hoor, ik viel op hem. Ik wilde hem zijn, geloof ik. Indertijd.
N: Ik ken een meisje die hem kent, nu. Hij heeft een of ander achteraf showtje op MTV-USA.
V: Een meisje DAT, aap.
N: Jajaja. Is oud geworden, zeg maar, zichtbaar oud. Maar ja, 37, wat denk je?
V: Als jij en ik eenmaal 37 zijn, zijn we wel 70, denk ik. Wat een leeftijd.
N: Wat een enigmatische foto, Vince.
V: Doet het je wat? Warm en koud vanbinnen? Tegelijk, zeg maar?
N: Zie mij nu zitten daar dan----> In mijn hemd.
V: Waar is je sjaaltje dan? Draag je dat morgen?
N: Is het morgen Heel Heet? Of Medium?
V: Medium.
N: De kans is aanwezig. Zal ik ook mijn T-shirt van 130 euro dragen?
V: Doe je ding, man.
N: En mijn camouflagebroek?
V: Als je wil dat ik je voorbijloop?
N: Zet ik ook een cowboyhoed op. En doe ik net zoals Ali B duizend van die Goede-Doel-bandjes om.
V: Ik ga nu even, makker. Ik zie je morgen. Je herkent me aan mijn mouwloze hemd en mijn fluorescerende stropdas.
N: Tot morgen!
V.
Abonneren op:
Posts (Atom)