Toen het vanmorgen tijd was om de papieren te tekenen, pakte de notaris er zijn pen bij. Hij had ons allerlei details uitgelegd, hij had een en ander toegelicht, en nu moest er getekend worden. We waren er klaar voor. Maar niemand was er zo klaar voor als de notaris zelf.
De zwier waarmee hij alle bladzijden parafeerde, de manier waarop zijn pen over het papier gleed, de wijze waarop de krullen over de vellen roetsjten, en de flair waarmee hij ten slotte - o, heerlijk hoogtepunt - zijn volledige handtekening plaatste, dat alles was om van te smullen. Het was haast zondig als we de papieren zelf nog zouden bekladden. Dat was waarschijnlijk de reden dat hij ons vroeg te tekenen voordat hij er zelf aan te pas kwam. De man had een handtekening om jaloers op te zijn, en blijkbaar wist hij het. Had hij eerst getekend, dan hadden we uit pure afgunst niets meer weten toe te voegen.
Hij feliciteerde ons vervolgens met onze kavel. Niet met ons huis. Dat moet immers nog gebouwd worden, en de hele wijk eromheen ook. Hij kon ons geen sleutel overhandigen; het is nog maar een kavel. Hij sprak steeds van 'de' kavel, wat mij bevreemdde, want ik vind het een typisch onzijdig woord. Maar de notaris had gelijk. 'Kavel' is een 'de'-woord. Zo zie je maar.
Elsie en ik liepen naar buiten en nadat we klaar waren met glunderen omdat we zojuist een huis hadden gekocht, zei ik: 'Zag je de handtekening van die man?' 'Mooi was die, hè?' 'Mooi? Hij was a-dem-be-ne-mend!' 'Ja,' zei Els, 'terwijl hij bezig was, begon je helemaal te stralen. Dat zag ik wel.'
V.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten