dinsdag 1 februari 2005

IN DE STAD WAAR IK OPGROEIDE

Ik ben voor even terug in de stad waar ik opgroeide. Toen ik hier vanavond uit de trein kwam en de bus nam naar het ouderlijk huis, dacht ik: waar is iedereen toch gebleven? De enkele keren dat ik hier ben, kom ik nooit bekenden van vroeger tegen. Er zijn er nog wel een paar, maar ze hebben zich goed verstopt. Ze houden zich schuil. De stiekemerds.

De vrienden met wie ik elke zaterdagavond uitging, zijn bijna allemaal weg. Leraren van school: weg. Meisjes die 'er nog niet aan toe' waren: weg. De jongen die me toen ik klein was eens sloeg en later werd doodgeschoten: weg (nu ja, allicht). Iemand die zei dat hij hier ooit wel eens weg wilde: weg. Mensen die feestjes gaven waarop ik dacht 'Wat doe ik hier eigenlijk?': weg. (Hoewel, die zijn er misschien nog wel. Met die malle feestjes van ze.) De besnorde oud-delinquenten die hier een snackbar runden: weg. De gek die altijd door het winkelcentrum doolde: weg. Meisjes die soms de telefoon niet opnamen als ik ze belde: weg. Naamloze figuren die ik dagelijks in de bus zag: weg. Ik: weg.

Nu ja, mijn ouders zijn er nog. En de tandarts. Die mij morgen gaat behandelen. 50 minuten lang, zei ze pas. We mogen er niet aan denken.

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten