Ik was nooit eerder in Antwerpen geweest. Niet bewust althans. Natuurlijk, ik reed er wel eens doorheen. Of ik stapte er over als ik een treinreis maakte. Maar toch. Gisteren kwam ik rond halfzes aan op station Antwerpen Berchem. De stad blijkt een bouwval. Geen taxi te zien. Nergens. En dan de trams. Die hebben ze gewoon verplaatst. Ik vroeg een vriendelijke oudere man nog: gaat tram 8 hiervandaan? Richting het Museum van Schone Kunsten? Ja, zei hij, maar de stad is tegenwoordig een bouwval. Ik zei nog: ik kon geen taxi vinden op het station. De oudere man zei: ik ook niet.
Zo'n drie kwartier later stapte ik eindelijk uit bij het Museum van Schone Kunsten. Ik had er afgesproken met enkele sympathieke uitgeverijcollega's van De Standaard in een bescheiden etablissement met de naam Le Patine. De lasagne was er goed; ik raad jullie die aan. We werden vergezeld door de Vlaamse schrijver Peter Holvoet-Hanssen. Zijn boek De vliegende monnik werd gisteravond gepresenteerd in Het Gouden Huis, en dat was dan ook de reden van mijn reis naar het verre zuiden. Het was overigens een erg fraaie presentatie, maar daar vertel ik verder niets over. Dat denken jullie er maar bij.
Tijdig ging ik weer naar Nederland. De man die Het Gouden Huis bezit, belde een taxi voor me - dan gaat het namelijk best. Taxi's, je vindt ze niet op het station, maar als je ze belt staan ze binnen vijf minuten voor de deur. Ik maakte, zoals dat gaat, een praatje met de Vlaamse taxichauffeur. Die vroeg mij welke Vlaamse schrijvers populair zijn in Holland. Toen ik ergens in mijn opsomming Kristien Hemmerechts noemde, zei hij: nee, die ken ik niet. Iets later mompelde hij nog, enigszins bedremmeld: ach, ik kan ook niet alle Vlaamse schrijvers kennen.
En zo is het.
V.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten