Gisterochtend stapte ik met mijn moeder op bus 33 op Amsterdam CS. 'Snel,' riep ze nog, 'hij gaat net vertrekken.' We zouden de plaatsen uit mijn vroege jeugd gaan bezoeken: de plaatsen uit de jaren 1976-1983. In 1983 werd ons gezin door een echtscheiding getroffen (och, ik wil het ook wel eens dramatisch verwoorden), en verhuisde ik met mijn moeder en broertje naar Lelystad, terwijl mijn vader naar Amsterdam-Zuidoost verhuisde. Jullie hebben helemaal niets aan deze informatie, maar het plaatst wat ik verder ga vertellen in een kader.
Vlak bij de montessorischool waar ik ooit op zat, stapten we uit. Ik dacht dat die school allang verdwenen was (opgeheven, afgefikt, weggevaagd), maar nee hoor, hij stond er nog. 'Ik ben hier al 21 jaar niet geweest,' mompelde ik tegen mijn moeder, terwijl ze me op de foto zette met het schoolhek. De naam van de school was veranderd, maar het was nog steeds een montessorischool. Ik zag veel kinderen spelen die er toen nog niet waren, maar ja, wat wil je. Ik heb maar niemand aangesproken met de mededeling dat ik ooit op die school zat - toen ik nog hun lengte had, zeg maar -, want dat geloven ze natuurlijk nooit.
We liepen door, richting de straat waar ik werd geboren en waar ik leerde praten (zij het met moeite) en fietsen en schrijven en rekenen en, tjonge, wat leer je allemaal niet in de eerste zes jaar van je leven. De flat zelf had ik in 1995 al eens teruggezien, maar dat ter zijde. Mijn moeder en ik gingen op de foto met de flat, en ook bekeken we het armschalige speelplaatsje met de nog armschaliger zandbak. Ergens onder aan een heuvel liep een sloot die er toen nog niet was. Want daar komt 21 jaar op neer in Amsterdam-Noord: er komt een sloot onder aan een heuvel te liggen, er worden wat drempels aangelegd en een montessorischool verandert van naam.
Toen we op 9 hoog stonden in de flat, voor het huis waar ik ooit opgroeide, wees mijn moeder naar beneden. 'Kijk, dat zijn de volkstuintjes. Daar wees je vader altijd naar en dan zei hij dat daar de kabouters woonden. En dat geloofden jij en je broertje dan.' (Daar zijn we op den duur dus maar mee gestopt, Joey en ik: alles aannemen wat men je probeert wijs te maken.)
We gingen de flat in en speurden op het bellenbord naar namen van mensen die ooit onze buren waren. Daar waren er nog opvallend veel van. Mijn moeder gooide briefjes bij enkelen van hen door de brievenbus. Die zullen wel opgekeken hebben.
Verder liepen we, steeds maar verder, tot we de christelijke kleuterschool vonden waar mijn broertje en ik heen gingen. Die stond er dus ook nog. Er klonk nu keiharde sinterklaasmuziek op het schoolplein, van die zogenaamd 'hippere' versies waarbij een olijke zanger de aloude liedjes opnieuw inzingt op een housebeat, in het waanidee dat kinderen dat stoer vinden. (Ik vraag me dat zelf nogal af, of kinderen dat stoer vinden. Eind jaren tachtig was het namelijk al 'modern' om sinterklaasliedjes op een housebeat te zetten. We zijn toch alweer een hele generatie verder?) Tegenover de christelijke basisschool lag nu een islamitische basisschool. Hoe knus. 'Waarom hebben jullie mij eigenlijk van deze school gehaald?' vroeg ik nog. 'We dachten dat een kind als jij beter tot z'n recht kwam op de montessorischool. Zo ging het niet langer.'
De openbare bibliotheek herkende ik zowaar nog. Die boekenliefde zat er kennelijk al vroeg in. Geen van de door mijn vrienden geschreven boeken stond er in de kast. Of die waren allemaal uitgeleend natuurlijk.
En ja, we gingen natuurlijk ook nog het centrum in. Waar mijn moeder ontdekte dat het zwembad in de Heiligeweg nu veranderd is in het winkelcomplex dat de Kalvertoren heet.
Zo gingen we allebei een beetje beduusd weer naar huis. Maar wat was dat leuk, zeg.
V.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten