Over twee maanden verhuis ik naar Barcelona. Ik ga daar drie boeken schrijven. Dat is het plan. Het eerste is in opdracht en ik mag er officieel niets over zeggen. Wat ik wel kan vertellen dat het een geval van broodschrijverij is, die mij in staat stelt om daarna juist aan die twee andere boeken te werken zonder dat ik allerlei vage, slecht betaalde baantjes in onduidelijke barretjes moet aannemen. Ik spreek immers nauwelijks Spaans, laat staan Catalaans.
Daarna ga ik fulltime aan mijn al geruime tijd op stapel staande roman Muziek Uit Openstaande Ramen schrijven. Zodra die af is, ga ik zonder pauze door aan Wachten, het boek dat vorige zomer begon, totdat ik er even genoeg van had en eindelijk de tegenwoordigheid van geest vond om mijn studie Filmwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam af te ronden.
Ik heb hier wel eens eerder geschreven over mijn verhuisgeschiedenis, maar trad nooit in detail. In 1996 verhuisde ik, na een jaar in Nijmegen Nederlands te hebben gestudeerd, van het stadje Huissen naar Amsterdam. Ik betrok een benedenwoning in de Pieter Aertszstraat in de Pijp, samen met een vroegere vriend. Die woning was van een niet nader te noemen man, die, zo had hij ons gezegd, voor een jaar naar Curaçao zou vertrekken om daar een loopbaan als ijscoman te starten. In werkelijkheid woonde hij twee straten verderop en stond na drie maanden ineens midden in de nacht in de woning ons te bedreigen omdat de woningbouwvereniging illegale onderhuur had geconstateerd. We vertrokken de volgende nacht, nadat we eerst de fonkelnieuwe vloerbedekking uit de woning hadden gehaald en in de kelder van de Gall & Gall te Osdorp onderbrachten.
Die zomer woonde ik samen met nog een vroegere vriend in een te kleine kamer in Oud-West. In de kamer stonden al onze spullen tot aan het plafond in dozen, terwijl er voor de rest nauwelijks ruimte was om de drie bedden kwijt te kunnen. Er waren geen meubels of een fatsoenlijk bureau om aan te studeren, schrijven of werken. Wel waren er drie enorme bakbeesten van oude televisies, die op elkaar waren gestapeld. Dat vond een van die vroegere vrienden wel leuk, dat we alledrie iets anders konden kijken op hetzelfde moment.
Van die kamer in Oud-West gingen wij in september van dat jaar naar het studentenhuis Casa 400, vlakbij het Amstelstation. Het was mijn derde verhuizing in nog geen jaar tijd. Omdat Casa 400 in de zomer dienst doet als een gewoon toeristenhotel, geen overzomeringstoestemming hadden gekregen, niets anders hadden kunnen vinden, moesten we in mei van 1997 terug naar de kamer in Oud-West.
Het werd een verschrikkelijk warme zomer. Ik zat bijna elke avond buiten op het terras of in de afschuwelijke nachtkroeg Korsakoff me vol te gieten zodat zodra ik thuis kwam direct in een coma zou vallen. In die zomer gebeurden er ook allerlei vreemde dingen met het meisje dat ik toen mijn vriendin noemde en dat ik na de op een na slechtste uitmaakactie die ik ooit meemaakte, slechts een keer nog zag in de Paradiso, terwijl ze met haar ex-vriend aan het dansen was.
Na het hoogseizoen konden we terug naar Casa, om daar wederom in mei uit moeten. We vonden een studio in een ander gedeelte van Oud-West, boven een viswinkel. Het was op zich een aardige ruimte, maar het rook de hele dag naar visafval en te warme vuilniszaken. Tijdens die verhuizing presteerde het een van die vroegere vrienden om de sleutels binnen te laten liggen, maar wel de deur achter zich te trekken. De rest van de bewoners waren allemaal op vakantie, dus waren we genoodzaakt de ouders van het meisje waarvan wij de woning illegaal huurden te bellen, om vanuit een plek in Limburg een reserveset te komen brengen. Hierna gingen we opnieuw, nu voor de laatste keer, terug naar Casa 400. Na een redelijk rustig jaar kwam er een kamer vrij in dezelfde woning als waar we twee wanhopige zomers hadden meegemaakt. In 1999 kreeg ik die kamer voor mijzelf en pendelde ik heen en weer tussen dat huis en de woning van mijn toenmalige vriendin in de Plantagebuurt.
In 2003 verliet ik die woning om in te trekken bij diezelfde toenmalige vriendin. Dat was het jaar dat er een verbouwing begon in dat pand, een verbouwing die nog steeds niet voltooid is. In 2003 verhuisde ik van de eerste verdieping van dat pand naar de derde en vierde etage. In 2003 kampeerde ik tussen gruis, verflucht, kapotte muren, onafgemaakte keukens en algemene misère.
In 2004 vertrok ik met nauwelijks iets naar een stadvilla vlakbij de Heinekenbrouwerij. In 2004 haalde ik al mijn spullen uit de Plantagewoning en stalde die in een opslag. In 2004 haalde ik al die spullen uit de opslag om die te brengen naar mijn huidige woning, een lichte studio in Westerpark.
En in 2005, een waar heldenjaar tot nu toe, breng ik al die spullen voor een deel naar diezelfde opslag en voor een deel naar een landhuis in Zuid-Frankrijk. Om die in 2005 op een dag weer naar een nog te vinden woning in Barcelona te brengen.
En ergens in 2006 zullen al die spullen weer terug naar Amsterdam moeten. Waar ik dan ga wonen is vooralsnog niet geheel duidelijk. Ik zal dan 29 jaar zijn. Ik zal dan twee boeken hebben uitgebracht en een derde afgerond hebben. Ik zal dan in tien jaar tijd zeventien keer op een of andere wijze verhuisd zijn. Ik zal dan eindelijk toe zijn aan een huis dat écht van mijzelf is.
Maar eerst Barcelona veroveren. Jullie zijn allemaal welkom om een keer langs te komen.
N.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten