vrijdag 2 juli 2004

DE STAD WAAR IK OPGROEIDE

Vanmorgen lag ik in de tandartsstoel, bij de tandarts die inmiddels al 21 jaar mijn gebit inspecteert. 21 jaar, dat is een verrekt lange periode. Nog 4 jaar erbij, en ik breng een bloemetje mee. Ze sprak me streng toe: ‘Wij gaan een nieuwe afspraak maken. Dat wordt een sessie van 50 minuten.’ Ik begon al lichtjes te trillen. Ze is van plan mijn tanden een beetje te verfraaien, mooier te maken, de boel eens op te fleuren. ‘Wil jij nu altijd wel of niet verdoofd worden?’ vroeg ze. ‘Nooit! Nóóit, hoor je me!’ stamelde ik. Ik heb een hekel aan injecties, moeten jullie weten. ‘Hij wil nooit injecties,’ sprak de tandartsassistente nog. Ik knikte bedremmeld. Het trillen stopte alweer een beetje. ‘Zullen we een afspraak maken op 27 augustus?’ vroeg de assistente. ‘Dan ben ik op huwelijksreis,’ antwoordde ik. We werden even alledrie een beetje wee, meen ik. ‘We kunnen het vóór je huwelijk plannen als je wilt, maar dan worden het 2 sessies van 30 minuten.’ ‘Dat hoeft niet, hoor, ik denk dat het feest sowieso wel doorgaat,’ antwoordde ik. En opgelucht fietste ik weer naar het huis van mijn ouders.

Er zijn maar drie dingen die mij terug blijven lokken naar Lelystad, de stad waar ik opgroeide: mijn ouders, de schaarse vrienden die mij daar nog resten, en mijn tandarts. Ik liep vanmorgen nog door de Gordiaan, het grote Lelystadse winkelcentrum, en af en toe schudde ik glimlachend mijn hoofd. Ik dacht: die middenstanders hier, je ziet dat ze een poging doen, je ziet dat ze het proberen. Net zozeer als je ziet dat het ze nooit zal lukken. In het Lelycentre, het kleine winkelcentrum, is het niet veel anders. Ik liep daar gisteren met mijn moeder, en van de vier winkels die we bezochten (een boekhandel, een cd-winkel, de Kruidvat en de Dekamarkt), verkochten er vier dvd’s. Vreemd. In de boekhandel zei mijn moeder iets als: ‘Niemand wordt rijk van schrijven, behalve Harry Mulisch. Maar ik zal nooit iets van Mulisch lezen. Nóóit, hoor je me!’ Ik liep een stukje opzij, terwijl ze de boekverkoper vol moederlijke trots toonde dat mijn naam in enkele boeken voorkomt. Ze zal het niet snel hardop zeggen, maar eigenlijk vindt mijn moeder het maar een beetje knullig dat ik slechts andermans boeken zit bij te schaven. Liever zou ze me zelf zien schrijven. Boeken, columns, maakt niet uit. In de Dekamarkt duwde ze me haast een fles wijn in mijn handen met de opmerking: ‘Alle schrijvers drinken.’ Mijn moeder gelooft dat circa 90 procent van de schrijvers knettergek is. Ik denk dat circa 90 procent van de mensheid sowieso knettergek is. Dus we zijn het min of meer eens.

Toen ik gisteren aankwam in Lelystad, en een van de lokale bussen betrad, werd het me wel een beetje droef te moede. De bus zat volgestouwd met spuuglelijk volk. Ik zag kabouters, gnomen, kobolds en enge heksen. Allemaal afgekeurd Efteling-materiaal zat er in die bus. Ik zag tieners met kinderwagens. Ik zag tieners die zwanger waren. Ik zag een man die zwanger leek. Ik zag een oude vrouw met een ontblote buik. Ik werd er naar van. Ik ben snel die bus uit gevlucht.

Bij mijn ouders thuis staat een webcam. Ik beleefde daar veel plezier mee gisteravond. Tegen ex-vriendinnetje Arlette trok ik alle gezichten die ik in 1997 ook al naar haar trok. Ze moest daar erg om lachen, zei ze. (Ze had zelf geen webcam, dus ze kon zoveel zeggen.) Ook begonnen we elkaar te beledigen, want dat vinden we leuk. Zij zei bijvoorbeeld: 'Raar dat jij helemaal niet dronk toen je met mij was.' Waarop ik antwoordde: ‘Inderdaad raar. Ik had drank goed kunnen gebruiken toen.’ Ja, het was gezellig gisteren.

Genoeg nu. Ik ga dolle dingen doen in afwachting van Elsies thuiskomst. Ik ga bijvoorbeeld heel hard ‘Hotel Yorba’ van The White Stripes draaien en mezelf swingend door de huiskamer begeven. Vervolgens zal ik een beetje in de spiegel gaan staren naar de bos stro die ik vroeger mijn kapsel noemde. Ja ja, het weekend is begonnen.

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten