vrijdag 10 september 2004

DINGEN DIE IK HAAT (1)

Ik haat het dat ik sinds enkele jaren sommige straten niet door kan lopen zonder aangesproken te worden. Ik noem hier bijvoorbeeld de Heiligeweg in Amsterdam. Als je zoals ik vlak bij de Heiligeweg in Amsterdam werkt, ligt het voor de hand dat je af en toe die Heiligeweg door wilt lopen. Ik vind het niet voor de hand liggen dat ik voortdurend word aangesproken door allerlei vlotte, jeugdige, welbespraakte jongelui die mij abonnee willen maken van een krant (ik ben verdulleme al abonnee van twee kranten) of me willen vragen om lid te worden van de zoveelste stichting, of alweer een goed doel, die vragen of ik hun naam ken, die vervolgens willen weten waarom ik geen belangstelling heb, etc. In Delft heb je ook zo'n straat. Ik haat dat. Ik wil niet aangesproken worden. Ik geef al jaren vrijwillig geld aan goede doelen, maar als die lui zo doorgaan, zal ik het nog eens ernstig overwegen.

Ik heb dit verschijnsel wel eens met vrienden besproken, en die haten het ook. Ik ben niet de enige die die straten op vreemde manieren doorkruist of ineens een volstrekt nutteloze winkel in schiet om maar niet aangesproken te hoeven worden. Ik ken mensen die zeggen: het helpt als je net op dat moment heel druk met je telefoon bezig bent. Dat je doet alsof je net een sms ontvangt of zo. Ik ken mensen die zeggen: dood aan die lui.

Een bizarre variant vind ik het onverwachte telefoontje. Het telefoontje waarin mensen vragen of ik abonnee wil worden van een krant, of van een zoveelste stichting, of van een goed doel. En vervolgens waarom ik dat dan niet wil. Blijkbaar doe ik het enorm goed bij de goede doelen, want ze blijven me bellen. Blijkbaar zie ik eruit als iemand die elke dag ergens anders 50 euro naar wil overmaken. Blijkbaar sta ik ook in werkelijk alle bestanden van die stichtingen. Ik ben dat een beetje beu. Helaas ben ik te vriendelijk en te beleefd om die mensen meteen af te snauwen, het Boze Oog te geven of af te kappen.

Een halfuur geleden ging hier de telefoon. Elsie nam op, maar het was kennelijk voor mij.

'Met Vincent.'
'Goedenavond, meneer Schmitz! U spreekt met de Gehandicapten Stichting.' (Deze naam is gefingeerd, maar het ging alleszins om gehandicapten.)
'Goedenavond.'
'Kent u onze naam? Hebt u wel eens van ons gehoord?'
'Nooit. Nimmer.'
'Aha. Nu ja, wij bekommeren ons om de zorg voor gehandicapten. U hebt zeker wel uit de krant begrepen dat onze regering dat steeds minder doet? Zich om de zorg van gehandicapten bekommeren?'
'Ja hoor.'
'Juist. En nu gaan wij binnenkort collecteren. Voor de gehandicapten. En voor hun zorg.'
'Wel wel.'
'En nu zou ik u willen vragen: hebt u soms zin om voor ons te collecteren?'
(Kort moment waarop ik de slok wijn in mijn mond plots voor me uit proest. Van schrik.)
'Pardon?'
'Ja, we dachten: u wilt misschien wel collecteren. Wat zegt u ervan?'
'Nee, dat lijkt me niet.'
'Mag ik u vragen waarom niet?'
'U overdondert me een beetje.'
'Ja, dat begrijp ik, meneer Schmitz.'
'Ik heb bovendien nog nooit zoiets gedaan. Ik ben nog nooit deur aan deur langs gegaan om mensen om geld te vragen. Ik doe die dingen niet.'
'Maar we bieden u een vergoeding, hoor. U krijgt bijvoorbeeld hotelbonnen. En het is maar twee uurtjes per avond. En u krijgt alles zwart op wit bevestigd. En we beginnen pas eind oktober met collecteren, dus u kunt er nog over nadenken.'
'Maar... hoe komt u er nou bij om mij te bellen?'
'Ja, daar zou ik over kunnen uitweiden, maar heel kort gezegd: u staat in ons bestand.'
'Staat er in dat bestand soms ook hoe oud ik ben?'
'Eh... nee.'
'Dus u hebt geen idee of ik bijvoorbeeld 14 ben? Of 73?'
'Nee, niet echt. Maar wat zegt u ervan? Doet u het?'
'Nee, ik doe het niet.'
'Och, wat jammer... Maar als we komen collecteren, denkt u dan dat u ons iets zult geven?'
'Ja hoor. Dat doe ik altijd.'
'Dat vind ik heel fijn van u, meneer Schmitz. Een prettige avond verder!'

V.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten